Aansluiten
4.3 Elektrische verbindingen
• Markeer alle intrinsiek beveiligde leidingen en installeer deze gescheiden van de niet
intrinsiek beveiligde leidingen. Let hierbij op de vereiste minimale afstanden!
• Sluit de net- en signaalleidingen aan volgens de aansluitingsschema's van de aan te sluiten
apparatuur (zie bijbehorende bedieningshandleidingen of toestelhandboeken).
• Wees bijzonder zorgvuldig bij de kabelinvoeringen (kabelschroefverbindingen). Plaats de
met de kabeldoorsnedes corresponderende afdichtingsringen voor de
kabelschroefverbindingen.
Kabeldoorsnedebereik en draaimoment M van de kabelschroefverbindingen:
– M 20 netleidingen/RS485: ∅ kabel: 7 ... 12 mm; M = 3,8 ± 0,2 Nm
– M 20 signaalleidingen:
4.3.1
Aansluiting van de signaalkabels
LET OP
Verkeerde voeding
The 24V-/1A-voedingseenheid moet een veilige, extra-lage spanning met veilige elektrische
isolatie (SELV) hebben.
Sluit de signaalleidingen alleen aan op apparaten die ook op betrouwbare wijze geïsoleerd zijn
van hun voeding.
38
∅ kabel: 10 ... 14 mm; M = 3,8 ± 0,2 Nm
Beknopte bedrijfshandleiding in overeenstemming met EN 61010-1 en EN 60079-0
Beknopte bedieningshandleiding, 04/2024, A5E45779389006-AB