NL
•
DCV – directe luchtvolumeregelingmodus. Deze modus lijkt sterk op de CAV-modus, maar maakt bo-
vendien een aanpassing van de ventilatorsnelheid mogelijk door het 0..10 V-besturingssignaal aan te
sluiten op de klemmen B6 van het hoofdpaneel (zie "Installatiehandleiding"). Als de stuurspanning ver-
andert, wordt de ventilatorsnelheid overeenkomstig aangepast, d.w.z. 10V komt overeen met de inge-
stelde luchtvolumewaarde, terwijl 2V overeenkomt met 20% van het ventilatorvermogen.
Voor de VAV- of DCV-luchtstroomregelmethode is extra luchtkanaalapparatuur nodig.
Gebruik deze functies daarom alleen na overleg met de installateur of een andere ge-
kwali ceerde professional.
Voor informatie over het selecteren van een luchtstroomregelmethode, zie hoofdstuk "Regeling en
instellingen".
9.3. Temperatuurregeling
Temperaturen i ventilationsaggregatet opretholdes ved, at man måler den faktiske temperatur og sam-
menligner den med den brugerde nerede temperatur. Derefter aktiveres ekstra varme ader/køle ader,
afhængig af om tilluften skal varmes op eller køles ned. Beschikbare temperatuurregelingmethodes:
•
Toevoerluchttemperatuurregeling – de kast levert lucht met een door de gebruiker gede nieerde
temperatuur.
•
Ruimtetemperatuurregeling – de kast selecteert automatisch de temperatuur van de toegevoerde
lucht om ervoor te zorgen dat de ruimtetemperatuur zo snel mogelijk wordt bereikt en gehandhaafd;
de ruimtetemperatuur wordt gemeten door een optionele sensor (0..10 V-signaal komt overeen met
het bereik van 0..50 °C). De ruimtetemperatuurregeling is alleen beschikbaar als geen van de volgende
functies tegelijkertijd is geactiveerd: AQC, OOD.
Voor informatie over het selecteren van een temperatuurregelingsmethode zie hoofdstuk "Regeling
en instellingen".
9.4. Luchtkwaliteitsregeling (AQC)
De functie luchtkwaliteitsregeling is bedoeld om de intensiteit van de ventilatie aan te passen aan de
kwaliteit van de binnenlucht. Wanneer de kwaliteit van de binnenlucht onder de door de gebruiker gede-
nieerde grens komt, wordt de intensiteit van de ventilatie geleidelijk verhoogd totdat de luchtkwaliteit
verbetert. Voor deze functie is een luchtkwaliteitssensor nodig die in het afvoerluchtkanaal of in de ruimte
is geïnstalleerd (zie "Installatiehandleiding").
De luchtkwaliteit kan worden geregeld door een van de volgende sensoren (het type van de sen-
sor wordt tijdens de bestelling geselecteerd of ingesteld in het menuonderdeel "Instellingen" van de
afstandsbediening):
•
Kooldioxide CO2.
•
Luchtkwaliteit VOCq, waarbij het maximale signaal overeenkomt met een goede luchtkwaliteit.
•
Luchtkwaliteit VOCp, waarbij het minimale signaal overeenkomt met een goede luchtkwaliteit.
•
Relatieve vochtigheid RH.
•
Temperatuur TMP.
De AQC-functie wordt geblokkeerd als een van de volgende functies tegelijkertijd wordt geactiveerd:
SNC, MTC, OCV.
Voor informatie over het activeren van deze functie en het instellen van een gehandhaafde luchtkwali-
teitswaarde, zie hoofdstuk "Regeling en instellingen".
32
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
Domekt S_Verso Standard S_manual_24-03