3.6.7 Kalkafzetting
Bepalend voor de afzetting van kalksteen
in warmwatertoestellen zijn: de watercon-
ditie, werkingscondities en het volume. Om
schade aan ventielen, warmtewisselaar en
verwarmingselement te voorkomen, is de
waterkwaliteit te testen en volgens VDI 2035 te
controleren.
Opmerking.: De kennis omtrent de hard-
heid van het water alleen is niet voldoende.
Belangrijk voor de kalksteenvorming is de
concentratie aan Calciumhydrogeencarbonaat.
Deze waarde kan men opvragen bij het wa-
terbedrijf.
.
3.7 Circulatiepomp
3.7.1 Circulatiepomp in warmtepompcircuit
(laadpomp buffervat)
Bij toepassing van het buffervat SBP 200 c.q.
SBP 700 (voorraadreservoir) en de compacte
warmtepompinstallatie WPKI 5 moeten de
drukverliezen van de verbindingsleiding tussen
WPKI 5 en de warmtepomp worden bepaald
(zie onderstaande tabel).
Het totale drukverlies is de som van de
drukverliezen van verbindingsleiding van de
Montage van de bekleding en de ventilatieslangen (binnenopstelling)
Luchtuittrede
1 Basistoestel
2 Afdekking (binnenopstelling)
3 Zijwanden ventilator- en verdamperzijde
4 Voorwand
Delen zijn identiek
5 Achterwand
6 Luchtslang
7 Slangklem (ovaal)
8 Slang-aansluitplaat
Afb. 9
warmtepomp en de WPKI 5. Voor de constructie
van de circulatiepomp moet de nominale volu-
Warmtepomp
Nominale volumestroom
Drukverliezen
Warmtepomp
SBP 700 + WPKI 5
Drukslang 1¼"
mestroom en het totale drukverlies ten gronde
worden gelegd.
3.7.3 Warmte-energiemeters
Bij het installeren van warmte-energiemeters
moet bij de uitvoering van de circulatiepomp
rekening worden gehouden met extra druk-
verlies.
7
8
6
7
3
5
WPL
13
m³/h
1,0
hPa
190
hPa
55
hPa/m
3
2
1
3.8 Condensafvoer
3.8.1
Voor de condensafvoer moet in de
fabriek een 3/4 „-slang aan de ontdooibake
gemonteerd en in de nabijheid van de
opening in de bodemplaat aan de rechter
kant van het koelaggregaat.
Bij buitenopstelling kan de slang door de
opening in het basistoestel aan de onderzijde
worden doorgevoerd (afb. 7).
Bij binnenopstelling moet het condenswater
worden afgevoerd naar een putje.
De condenswaterslang kan naar keuze naar
rechts, naar voren of naar links uit het toestel
worden geleid.
Daartoe dienen de uitbreekpoorten in de
zijwand of in de bodem van de koelunit en
eventueel uit de voordeur worden
verwijderd.(afb.8)
Er moet op gelet worden dat de con-
densslang over de gehele lengte niet
geknikt wordt en met helling wordt geïnstal-
leerd.
Na het installereen van de slang moet gecon-
troleerd woirden of het condenswater correct
afloopt. Hiervoor ca. 10 l water in de ontdoo-
ibak gieten. Het water moet zonder resten uit
de ontdooibak aflopen.
7
6
7
4
Luchtintrede
8
3
9