Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u uitsluitend
transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
•
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
•
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
•
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
•
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
•
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
•
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
•
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
•
Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar worden gestapeld
terwijl ze worden afgedrukt.
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u bij voorkeur
alleen etiketten voor laserprinters.
•
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
-
Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van uw apparaat van ongeveer 170 °C.
-
Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
-
Krullen: Voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen met een
krul van maximaal 13 mm in eender welke richting.
-
Probleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
•
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
•
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
•
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere
materialen met aangepaste formaten.
•
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan 183
mm.
•
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de randen van de afdrukmedia.
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Eenzijdig
Voorzijde naar boven
•
Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen
uitstoot als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (170 °C) van het apparaat.
•
De inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet beschadigen.
•
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
•
Voor u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u
of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit
vermindert.
Afdrukmedia en lade_ 37
Dubbelzijdig
Voorzijde naar beneden