ALARMEN
Alarmgrenzen afdelingstemperatuur
1.
2.
3.
4.
Alarmcodes
Alarmcode Omschrijving
F00
Geen storing
F01
Gemeten afdelingstemperatuur buiten zijn grenzen of sensor defect
F02
Temperatuursensor 2 buiten grenzen of sensor 2 defect
F04
Buitentemperatuursensor defect
F10
Meetventilator draait te langzaam of staat stil
F40
Installatie fout (dipswitch foutief ingesteld, controleer de standen van de dipswitches).
Het ERROR relais is normaal bekrachtigd. Bij een alarm of het wegvallen van de netspanning valt het relais af.
Combinaties van foutmeldingen kunnen ook worden weergegeven, zo is bijv. F51 een combinatie van fout F01, F10
en F40.
Afdelingstemperatuur buiten grenzen:
Temperatuursensor 2 buiten grenzen
Meetventilator fout:
* De alarmgrenzen van temperatuursensor 2 kunnen door de installateur ingesteld worden.
Alarm in een andere afdeling
Indien in een andere afdelingen het alarmrelais afgevallen is en u druk 2x maal kort achter elkaar
op de '8" toets dan verschijnt op het linker display de letter "A" en op het rechter display het
afdelingsnummer waarvan het alarmrelais afgevallen is.
Druk op de toets "8". Op het linker display verschijnt nu de actuele alarmcode (F00 = geen
alarm). Op het rechter display kan worden ingesteld of het alarm via het "ERROR" relais wel
(1) of niet (0) moet worden doorgegeven aan een extern apparaat. Indien "niet doorgeven"
(0) is ingesteld knippert het lampje
relais nadat een door de installateur ingestelde alarmvertragingstijd verstreken is.
Afdeling Uit bedrijf
Stelt u in plaats van een "0" of een "1" een "2" in dan wordt de afdeling uit bedrijf
geschakeld. Op het rechterdisplay verschijnen dan streepjes ("---") ten teken dat de afdeling
uit bedrijf is.
Druk daarna op de toets "5", op het linker display verschijnt de berekende ondergrens van
de afdelingstemperatuur. Op het rechterdisplay verschijnt de relatieve ondergrens t.o.v. de
ingestelde afdelingstemperatuur, daalt de afdelingstemperatuur onder de berekende
ondergrens dan wordt er alarm gegeven. Met behulp van de plus en min toets kan het
verschil worden ingesteld. Tijdens het wijzigen wordt de berekende ondergrens op het linker
display weergegeven.
Druk hierna op de toets "6", op het linker display verschijnt de berekende bovengrens van de
afdelingstemperatuur. Op het rechterdisplay verschijnt de relatieve bovengrens t.o.v. de
ingestelde afdelingstemperatuur, stijgt de afdelingstemperatuur boven de berekende
bovengrens dan wordt er alarm gegeven. Met behulp van de plus en min toets kan het
verschil worden ingesteld. Tijdens het wijzigen wordt de berekende bovengrens op het linker
display weergegeven.
Druk vervolgens op de toets "7", op het linker display verschijnt de momentele
buitentemperatuur. Op het rechterdisplay verschijnt de absolute bovengrens, stijgt de
afdelingstemperatuur boven de ingestelde waarde dan wordt er alarm gegeven. Met behulp
van de plus en min toets kan de absolute grens worden ingesteld.
Het verschil tussen de ingestelde afdelingstemperatuur en de gemeten
afdelingstemperatuur is groter dan de ingestelde alarmgrenzen.
*
: Het verschil tussen de ingestelde afdelingstemperatuur en de gemeten
temperatuur is groter dan de ingestelde alarmgrenzen (2
Meting kleiner 2% of afwijking groter/gelijk 40% (t.o.v. de berekende
ventilatie).
. Het alarm wordt pas doorgegeven aan het "ERROR"
e
verwarming).