8.1.2
Kalibratie met een kalibratie-oplossing
Gebruik een kalibratie-oplossing met een bekende geleidbaarheid om
de transmitter bij te stellen zodat deze dezelfde waarde als de
oplossing weergeeft.
Opmerking: Stabiliseer tijdens de kalibratie de temperatuur.
1. Druk op
CAL
wordt gedurende 3 seconden weergegeven. De transmitter is klaar
voor kalibratie.
2. Verwijder en reinig de sensor.
3. Dompel de sensor in de kalibratie-oplossing.
4. Gebruik de pijltoets
van de kalibratie-oplossing in te voeren.
Opmerking: Als de invoer van de waarde van de kalibratie-
oplossing langer dan 6 seconden duurt, verwisselt de display
tussen de weergave van de celconstante en de temperatuurwaarde.
5. Druk op
ENTER
6. De display geeft nieuwe celconstante weer. Druk op
7. De transmitter blijft in HoLD-modus. Druk nogmaals op
De transmitter blijft gedurende ongeveer 20 seconden na de
kalibratie in de HoLD-modus en keert dan naar de meetmodus
terug.
De weergave toont de gecorrigeerde temperatuurswaarde van de
kalibratie-oplossing (tenzij de temperatuurscompensatie in het
configuratiemenu is uitgeschakeld).
Opmerking: Herhaal de kalibratie als "Fout" wordt weergegeven.
, geef het wachtwoord: 0110 in,
OMHOOG
om de waarde op te slaan.
ENTER
en
om de bekende waarde
RECHTS
Kalibratie
. KAL OPL
.
ENTER
.
ENTER
79