7. Verwijder de rubber doorvoertules van de doorvoerplaat om de kabels aan te
sluiten. Snij geschikte gaten in de rubber doorvoertules. Schuif de doorvoertules
op de kabels. Maak de kabeluiteinden gereed. Schuif de kabels door de gaten
van de bodemplaat en bevestig de doorvoertules in de gaten.
8. Aard de kabelafschermingen over 360 graden onder de aardklemmen.
9. Sluit de getwiste kabelafschermingen aan op de aardklemmen.
10. Sluit de geleiders van de ingangs- en motorkabels aan. Draai de schroeven vast.
11. Units met optie +D150: Sluit de geleiders van de remweerstandskabel aan op de
klemmen R+ en R-.
12. Als er parallelle kabels geïnstalleerd worden, installeer dan de aardingsplaten
hiervoor. Herhaal de stappen 7 tot 12.
13. Zet de afdekking op de vermogensklemmen terug.
14. Zet de zijplaten van het kabelingangsblok terug.
15. Zet de kabels buiten de unit mechanisch vast.
Sluit de besturingskabels aan
Zie figuur G.
1. Installeer de aardingsplaat voor de besturingskabels in het kabelingangsblok. Zie
figuur.
2. Snij voldoende grote gaten in de rubberen doorvoertules en schuif de
doorvoertules op de kabels. Schuif de kabels door de gaten van de bodemplaat
en bevestig de doorvoertules in de gaten.
3. Strip de kabeluiteinden en snijd deze tot een geschikte lengte (houd rekening met
de extra lengte van de aardgeleiders).
4. Aard de buitenste afschermingen van alle besturingskabels over 360 graden aan
een aardingsklem in het kabelinvoerblok.
5. Aard de kabelpaar-afschermingen aan een aardklem onder het besturingspaneel.
Sluit het andere uiteinde van de afschermingen niet aan of aard deze indirect via
een hoogfrequente condensator van enkele nanofarad, bijvoorbeeld 3,3 nF /
630 V).
6. Sluit de geleiders op de juiste klemmen van de besturingskaart aan (zie pagina
55).
7. Bedraad de optionele modules, indien meegeleverd.
8. Zet de frontkap terug.
NL – Beknopte installatiegids 53
NL
DA
DE
ES
FI
FR
IT
NL
NL
RU
SV
TR
CN