Watson-Marlow 520S IP31 Handleiding
21.2 520R en 520R2 plaatsen van de
pompslang
520R-pompkoppen met continue slangen zijn standaard ingesteld voor Watson-
Marlow-slangen met een slangwanddikte van 1,6mm. 520R2-pompkoppen met con-
tinue slangen zijn standaard ingesteld voor Watson-Marlow-slangen met een slang-
wanddikte van 2,4mm. De pompprestatie kan negatief worden beïnvloed als geen
Watson-Marlow-slangen worden gebruikt.
Markeer een 225mm (8
pompkop moet worden aangebracht.
Open de onderste veerslangklem en plaats de slang op een zodanig wijze dat
de eerste 225mm (8
van het veergedeelte van de slangklem. Laat de klem los.
Ontkoppel de rotorkoppeling door de gele koppelingsknop aan de zijkant van de
rotornaaf geheel in te drukken en de naaf een paar graden te draaien, terwijl u
de koppelingsknop ingedrukt houdt. De rotor kan nu onafhankelijk van de tand-
wielkast en motor één volle omwenteling ronddraaien. Als de koppeling weer
vastgrijpt, voordat de slang geheel is aangebracht, druk de koppelingsknop dan
opnieuw in en draai de rotor een paar graden.
Voer de slang rondom de baan van de pompkop, waarbij u de rotor, indien
nodig, draait. Zorg ervoor dat de slang niet is gedraaid of vastgeklemd tussen
de geleiderollers en de baan. Zorg ervoor dat het tweede 225mm (8
zich naast de binnenrand van de bovenste slangklem bevindt.
Open de bovenste veerslangklem en breng de slang aan; zorg ervoor dat de
slang nergens is gedraaid en precies in het midden van de slanggeleiderollers
zit. Laat de klem los.
⁄
in) lang stuk op een gedeelte van de slang dat in de
7
8
7
⁄
in)-lengtemarkering op één lijn ligt met het binnenvlak
8
7
⁄
in)-teken
8
40