Onderhoud
5.2 Reiniging van de sensor
26
VOORZICHTIG
Voordat u de sensor met zuur reinigt verzekeren dat er geen gevaarlijke chemische
reactie tussen het zuur en het monsterontstaat. (Steek bijvoorbeeld een sensor, die
in een cyaanbad gebruikt werd, niet direct in een sterk zuur om te reinigen, omdat
door deze chemische verbinding eventueel toxisch cyaangas gegenereerd kan
worden.)
GEVAAR
Zuren zijn gevaarlijk. Draag altijd een passende oogbescherming en
veiligheidskleding in overeenstemming met de veiligheidsaanwijzingen van de
materialen in kwestie.
1. Reinig de buitenkant van de sensor onder stromend water. Wanneer er vuil
achterblijft, losse vuilophopingen voorzichtig verwijderen door het complete
meeteinde van de sensor met een zachte zuivere doek af te wrijven. Spoel de sensor
met zuiver warm water af.
2. Bereid met warm water en wasmiddel of een andere niet schurende zeep, die geen
lanoline bevat, een zachte zeeoplossing voor.
Opmerking: Lanoline bedekt de glazen proceselektrode met een laag en kan het vermogen van de
sensor ongunstig beïnvloeden.
3. Laat de sensor 2 tot 3 minuten in de zeepoplossing.
4. Gebruik een kleine zachte borstel en poets het complete meeteinde van de sensor
door zorgvuldig de elektroden- en referentiebrugoppervlakken te reinigen. Wanneer
de resten op de oppervlakken niet meer met de spoeloplossing verwijderd kunnen
worden, gebruik dan zoutzuur (of een ander opgelost zuur) om deze resten op te
lossen. Het zuur moet zo verdund mogelijk zijn, en mag niet sterker dan 3% HCL zijn.
De ervaring zal tonen welk zuur en welke verdunningsverhouding gebruikt moeten
worden. Voor enkele hardnekkige lagen kan een ander reinigingsmiddel nodig zijn.
Contacteer de technische klantendienst voor raad terzake
5. Dompel het complete meeteinde van de sensor niet langer dan 5 minuten in verdund
zuur. Spoel de sensor met zuiver water af en steek de sensor daarna weer 2 tot 3
minuten in de zachte zeepoplossing om eventueel restzuur te neutraliseren.
6. Neem de sensor uit de zeepoplossing en spoel hem opnieuw met zuiver warm water.
7. Kalibreer het meetsysteem na elke reiniging. Zie
Hoofdstuk 4.7 op pagina
21.