Bediening
4.7.3 Manuele 1-punt-kalibratie
4.7.4 Manuele 2-punts-kalibratie
22
1. Selecteer uit het hoofdmenu SONDE SETUP, en bevestig de selectie
2. Indien meer dan een sensor aangesloten is, selecteer dan de gewenste sensor, en
bevestig de selectie.
3. Selecteer KALIBREREN, en bevestig de selectie.
4. Kies 1 PUNT MANUEEL, selecteer een van de mogelijke uitgangsmodi (AAN,
BLOKKEREN of VERPLAATSEN) uit de lijst, en bevestig de selectie.
5. De zuivere sensor in de oplossing plaatsen en bevestigen om verder te gaan.
6. Op Enter drukken, wanneer stabiel. Met het toetsenbord de waarde van de oplossing
instellen, en bevestigen.
7. Bevestigen wanneer stabiel. De 1-punt manueel wordt beëindigd en de steilheid
(XX.X mV/pH) wordt aangegeven.
8. Breng de sensor terug in het proces.
1. Selecteer uit het hoofdmenu SONDE SETUP, en bevestig de selectie
2. Indien meer dan een sensor aangesloten is, selecteer dan de gewenste sensor, en
bevestig de selectie.
3. Selecteer KALIBREREN, en bevestig de selectie.
4. Kies 2 PUNT MANUEEL, selecteer een van de mogelijke uitgangsmodi (AAN,
BLOKKEREN of VERPLAATSEN) uit de lijst, en bevestig de selectie.
5. De zuivere sensor in oplossing 1 plaatsen en bevestigen.
6. Op Enter drukken, wanneer stabiel. Met het toetsenbord de waarde van de oplossing
instellen, en bevestigen.
7. De sensor in oplossing 1 plaatsen en bevestigen.
8. Op Enter drukken, wanneer stabiel. Met het toetsenbord de waarde van de oplossing
instellen, en bevestigen.
9. De 2-punt manueel wordt beëindigd en de steilheid (XX.X mV/pH) wordt aangegeven.
10. Breng de sensor terug in het proces.