Kookhulpfuncties
nl
Temperatuurstanden
Temperatuurstand
1
zeer laag
2
Laag
3
gemiddeld -
laag
4
gemiddeld
hoog
5
Hoog
Zo stelt u in
Kies de juiste temperatuurstand in de tabel. Een lege
pan op de kookzone plaatsen.
Õ
Symbool
aanraken.
1.
De kookzone kiezen. In de kookzone-indicatie is
2.
Ý
verlicht.
In de volgende 10 seconden in het instelgebied de
3.
gewenste temperatuurstand kiezen.
De functie is geactiveerd.
Het temperatuursymbool
braadtemperatuur bereikt is. Er klinkt dan een
signaal en het temperatuursymbool knippert niet
meer.
Doe wanneer de braadtemperatuur bereikt is eerst
4.
de olie en vervolgens de gerechten in de pan.
Aanwijzing:
U dient de gerechten te keren, zodat ze
niet aanbranden.
BraadSensor uitschakelen
Õ
Raak het symbool
kookzone gaat uit en de restwarmte-indicatie is verlicht.
24
Geschikt voor
Bereiden en reduceren van sauzen, stoven van groente en bakken van gerechten met koudgeperste olijfolie, boter of
margarine.
Bakken en braden van gerechten met koudgeperste olijfolie, boter of margarine, bijv. omeletten.
Bakken en braden van vis en dikke producten, zoals bijv. gehaktballen en worstjes.
Bakken en braden van steaks, well done, gepaneerde diepvriesporducten en dunne gerechten, bijv. schnitzel, reepjes
vlees in saus en groente.
Bakken en braden van gerechten bij hoge temperaturen, bijv. steaks, rare (saignant) of medium, aardappelpannen-
koekjes en gebakken aardappels.
Ý
knippert tot de
aan en kies de kookzone. De
Kookfuncties
Met deze functies kunt u levensmiddelen opwarmen,
garen, koken, bereiden met de snelkookpan of frituren
in een gewone pan met rijkelijk olie.
De functies zijn beschikbaar voor alle kookzones.
Voordelen
De kookzone warmt alleen op wanneer dit nodig is
■
om de ingestelde temperatuur aan te
houden.Hierdoor wordt energie bespaard en raken
olie en vet niet oververhit.
De temperatuur wordt voortdurend gecontroleerd.
■
Op deze manier wordt voorkomen dat er voedsel
overkookt. Ook hoeft de temperatuurstand niet te
worden veranderd.
Een signaal geeft aan wanneer het water of de olie
■
de optimale temperatuur heeft bereikt om het
product toe te voegen. In de tabel kunt u zien of een
product direct aan het begin moet worden
toegevoegd.
Aanwijzingen
Gebruik alleen pannen met een egale en dikke
■
bodem. Gebruik geen pannen waarvan de bodem
dun of vervormd is.
De pan zo vullen dat de inhoud de juiste hoogte
■
bereikt om de siliconenpatch van de kooksensor af
te dekken.
Gebruik de braadsensor om met weinig olie te
■
bakken of te braden.
Plaats de pan op zo'n manier dat de kooksensor
■
naar de buitenzijde van de kookplaat wijst.
Tijdens het koken de kooksensor niet van de pan
■
afnemen.
Neem de kooksensor na de bereiding van de pan.
■
Voorzichtig, de kooksensor kan heel heet zijn.