6 Installatie
Afb.72
1
Afb.73
Aansluiting met een enkele sensor
5
66
GSHP
6.5.7
Aangesloten connectoren zijn standaard aanwezig op verschillende
klemmenstroken. Gebruik deze om de kabels op de besturingsprinten aan
te sluiten Als er geen connectoren op het aansluitblok kunnen worden
gebruikt maakt u gebruik van de bij de set meegeleverde connector.
Er worden gekleurde stickers meegeleverd bij bepaalde accessoires.
Gebruik deze om elk uiteinde van de kabel te markeren met dezelfde
2
kleur, voordat u de kabels door de kabeldoorvoeren leidt.
1. Steek de draden in de betreffende ingangen van de connector en
schroef deze vast.
2. Steek de connector in de betreffende klemmenstrook.
3. Leg de kabel in de kabelgoot en pas de lengte van de kabel
dienovereenkomstig aan.
4. Houd deze op zijn plaats met een kabelklem of een trekontlasting.
Opgelet
Gevaar voor elektrische schokken: de lengte van de draden
tussen de trekontlasting en de aansluitklemmen moeten zodanig
zijn dat eerst de fasegeleiders onder spanning worden gezet en
dan pas de aardgeleider.
MW-6000148-2
6.5.8
1. Voer de sensorkabel door de zwakstroomkabel doorvoeren vanaf de
achterkant van de warmtepomp.
Belangrijk
Als de kabel niet is uitgerust met een connector, monteer de
connector dan pas na de kabel door de doorvoer te hebben
gestoken.
2. Voer de sensorkabel door de signaalkabelgoot.
3. Sluit de connector aan op de kabel.
4. Sluit de sensorconnector aan op de betreffende aansluiting op de
printkaart.
5. Pas de lengte van de sensorkabel aan en houd deze op zijn plaats
met een kabelklem of een trekontlasting.
6.5.9
Het schakelpaneel moet toegankelijk zijn.
B
TS +
Kabels aansluiten op de printkaarten.
Buitensensor aansluiten
Een buffervat aansluiten
0-10V
+ -
B
A
S.AUX
S SYST
2 1
S AMB C
S AMB B
S AMB A
4 3 2 1 2 1
2 1
2 1
+ TA -
S ECS
S EXT S DEP C
S DEP B
2 1
2 1
2 1
2 1
2 1
MW-6000193-3
7611378 - v05 - 09012019