De gebruiker voert de volgende taken handmatig uit:
• instellen van de afdruksnelheid en brandinstelling met aanpassingen tot aan de gewenste printintensiteit en kwaliteit.
• bevestigen dat het geïnstalleerde lint geschikt is voor gebruik met het geïnstalleerde label.
• visueel controleren hoeveel materiaal resteert.
• selecteren van de juiste sensor op basis van kennis van welk sensortype benodigd is voor de stijl van het geïnstalleerde labelmateriaal.
• aanpassen van de sensor door het oog van de sensor visueel op gelijke hoogte te brengen met de uitsparing of de juiste opening.
• instellen van het labelonderdeel met software voor het creëren van labels.
Gedeeltelijke Brady-modus / gedeeltelijke standaardmodus
Bij gebruik van een combinatie van IP- en niet-IP-materiaal dan kan een deel van de Brady-modus worden uitgeschakeld. Raadpleeg de
volgende tabel voor de instellingskenmerken van deze materiaalcombinaties.
Startscherm gedeeltelijke Brady-modus
(IP-labelrol met niet-IP-lint)
Afdrukken in gedeeltelijke Brady-modus:
• Display geeft geen onderdeelnummer weer van het lint of
geschatte resterende hoeveelheid.
Alle andere functies van de Brady-modus zijn actief:
• Display geeft onderdeelnummer weer van het label en
geschatte resterende hoeveelheid.
• Printer stelt automatisch de printkoptemperatuur en
afdruksnelheid in.
• Printer controleert automatisch of het geïnstalleerde lint
geschikt is voor het geïnstalleerde label.
• Er verschijnt een waarschuwing als een verkeerd lint is
geïnstalleerd.
• Printer vertelt de gebruiker welke sensor moet worden
geselecteerd en waar deze kan worden ingesteld.
• Brady-software zoekt automatisch het labelsjabloon en stelt de
labelgrootte en afstand tussen labels in.
BradyPrinter i5100
Startscherm gedeeltelijke standaardmodus
(Niet-IP-labelrol met IP-lint)
Bij afdrukken in gedeeltelijke standaardmodus:
• Display geeft onderdeelnummer van geïnstalleerd lint weer en
geschatte resterende hoeveelheid.
Alle andere instellingen van de standaardmodus zijn van
toepassing:
• Display geeft geen onderdeelnummer van het label weer of de
geschatte resterende hoeveelheid.
• Gebruiker controleert visueel het resterende aantal labels.
• Gebruiker stelt handmatig de afdruksnelheid en brandinstelling
in via trial-and-error.
• Gebruiker zorgt voor compatibiliteit van het geïnstalleerde lint
met het label.
• Gebruiker selecteert de juiste sensor die moet worden gebruikt.
• Gebruiker stelt handmatig de sensor in door deze visueel
aan de uitsparing of aan de afstand aan te passen.
• Gebruiker stelt de grootte en lay-out van het label in.
15