2. Papier plaatsen
2.
Configureer de volgende instellingen:
• Two-Sided:
Selecteer [Uit].
• Papierformaat:
Selecteer het formaat van de envelop.
• Afdrukrichting:
Selecteer de afdrukrichting voor de envelop.
3.
Selecteer [Papierinvoer] in het pop-upmenu.
4.
Selecteer de papierlade met de enveloppen.
5.
Selecteer [Printereigenschappen] in het pop-upmenu.
6.
Ga naar het menu "Feature Sets:" om de volgende instellingen te configureren:
• Papiertype:
Selecteer [Envelop].
7.
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig.
8.
Start het afdrukken vanuit het venster 'Voorkeursinstellingen voor afdrukken' of
'Afdrukvoorkeuren' van de toepassing.
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over instellingen via het bedieningspaneel, zie
Pag. 54 "Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren".
• Enveloppen moeten worden geplaatst in een specifieke richting. Voor meer informatie, zie Pag. 47
"Enveloppen plaatsen".
52