5.
Klik op [OK].
6.
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over instellingen via het bedieningspaneel, zie
Pag. 54 "Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren".
• Enveloppen moeten worden geplaatst in een specifieke richting. Voor meer informatie, zie Pag. 47
"Enveloppen plaatsen".
Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 5e)
1.
Nadat u een document heeft aangemaakt, opent u het dialoogvenster
[Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document.
2.
Klik op het tabblad [Papier] en configureer dan de volgende instellingen:
• Invoerlade:
Selecteer de papierlade met de enveloppen.
• Documentformaat:
Selecteer het formaat van de envelop.
• Type:
Selecteer [Envelop].
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma
voor verdere informatie.
3.
Klik op [OK].
4.
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over instellingen via het bedieningspaneel, zie
Pag. 54 "Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren".
• Enveloppen moeten worden geplaatst in een specifieke richting. Voor meer informatie, zie Pag. 47
"Enveloppen plaatsen".
Enveloppen afdrukken met Mac OS X
1.
Nadat u een document heeft aangemaakt, opent u het scherm Afdrukvoorkeuren in de
oorspronkelijke toepassing van het document.
Enveloppen plaatsen
51