3. Standaardlade
Hierin worden de afdrukken verzameld met de afdrukzijde omlaag.
4. Bedieningspaneel
Voor meer informatie, zie Pag. 13 "Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat".
5. Ventilatiegaten
De ventilatiegaten zorgen ervoor dat het apparaat niet overhit raakt.
6. Geheugenklep
Verwijder deze klep om de optionele SDRAM-module en harde schijf te installeren.
7. Openingsknop voorpaneel
Druk op deze knop om het voorpaneel te openen.
8. De papierformaat-instellingsknop
Gebruik deze knop om het papierformaat te selecteren. Om een papierlade te gebruiken die niet op de
papierformaatinstellingsknop staat, stelt u deze in op " ". In dit geval moet u het papierformaat met het
bedieningspaneel opgeven.
9. Lade 1
U kunt tot 500 vellen normaal papier plaatsen.
Voor details over de papierformaten en -soorten die kunnen worden gebruikt, zie Pag. 29 "Specificaties
papierformaat" en Pag. 33 "Specificaties papiertype".
10. Indicatielampje resterende hoeveelheid papier
Geeft aan hoeveel papier er nog ongeveer in de lade zit.
11. Hoofdstroomschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de printer in en uit te schakelen.
Voor informatie over het uitschakelen van de printer, zie Pag. 17 "Het apparaat uitzetten".
12. Openingshendel handinvoer
Druk op deze hendel om de handinvoer te openen.
13. Handinvoer
U kunt tot 100 vellen normaal papier plaatsen.
Voor details over de papierformaten en -soorten die kunnen worden gebruikt, zie Pag. 29 "Specificaties
papierformaat" en Pag. 33 "Specificaties papiertype".
14. Verlengstuk voor de handinvoer
Trek dit verlengstuk uit als u vellen van A4 , 8
15. Papiergeleiders
Als u papier in de handinvoer plaatst, zorg er dan voor dat de papiergeleiders tegen het papier aan staan.
1
/
× 11
of groter in de handinvoer plaatst.
2
Namen en functies van onderdelen
9