7.
Zorg bij het ontwerpen van externe controle-
apparatuur, dat er ten alle tijde spanning op het
toestel blijft, zelfs wanneer deze apparatuur in
stand 'verwarming uit' staat.
8.
De elektriciteit mag nooit uitgeschakeld worden
voordat:
a) de thermostaat op 'UIT' staat
b) de gaskraan gesloten is
c) de ventilator gestopt is.
9.
In verband met de luchtdichtheid van het toestel
dienen alle niet gebruikte kabelwartels luchtdicht
te worden afgesloten.
10.
Na installatie moet de stroomsterkte gemeten
Maximum stroomsterktes
Motorver-
0,18
mogen (kW)
Aantal fasen
1
Spanning (V)
230
Stroom-
2,3
sterkte (A)
Veiligheid
1.
Motor, riemschijf en V-riem zijn beschermd tegen
aanraking volgens beschermklasse IP20.
2.
Bij iedere instelling dient de elektrische spanning
uitgeschakeld te worden.
3.
De elektriciteit mag nooit uitgeschakeld worden
voordat:
a) de thermostaat op 'UIT' staat
b) de gaskraan gesloten is
c) de ventilator gestopt is.
4.
Na het instellen, altijd eerst de beschermingen
terugplaatsen voordat de elektrische spanning
wordt ingeschakeld.
5.
Het toerental kan nu veilig gemeten worden
d.m.v.
een
infrarood-tachometer
stroboscoop. Hiervoor een tijdelijk hulppaneel
met controleruitje plaatsen.
Instellen toerental
1.
Het toerental van de ventilator kan ingesteld
worden d.m.v. de riemschijf op de motoras.
2.
Verwijder eerst de V-riem.
3.
De fixatieschijf met een inbussleutel losdraaien
(zie fig. 14 op blz. 13).
12
0,25
0,37
1
1
1
230
230
230
2,3
2,8
3,9
7. INSTELLEN VENTILATORSNELHEID
of
worden bij werkende ventilator en vergeleken
worden met de gegevens vermeld op het
motorplaatje.
12.
Bij driefase motoren moet de draairichting van de
ventilator vergeleken worden met de pijl op het
ventilatorhuis. Bij verkeerde draairichting 2
fasedraden verwisselen.
13.
De maximum toegelaten stroomsterktes zijn
vermeld in onderstaande tabel.
14.
Indien de opgenomen stroomsterkte te hoog is,
dient het toerental van de ventilator verminderd te
worden, zie hfdst. 7, instellen ventilatorsnelheid.
0,55
0,75
3
3
1
230
400
230
230
2,4
1,4
4,7
3,1
4.
Door de afstand tussen de twee schijfhelften te
vergroten wordt het toerental van de ventilator
verminderd.
5.
Eén omwenteling van de riemschijf van de motor
komt overeen met ± 8% verandering van het
toerental van de ventilator.
6.
Na instelling, de borgschroef met de inbussleutel
goed vastdraaien op het platte gedeelte van de
riemschijf (zie fig. 14).
Attentie !
Een té grote afstand tussen de helften van de
een
riemschijf heeft voortijdige slijtage van de
V-riem tot gevolg. Indien een nog grotere
vermindering van het toerental nodig is, moet de
riemschijf vervangen worden door een riemschijf
met grotere diameter en, indien nodig, een
langere V-riem. Een dergelijke aanpassing kan
noodzakelijk zijn indien de beschikbare statische
druk niet volledig wordt benut, waardoor de
ventilator zwaarder wordt belast, hetgeen
resulteert in een grotere stroomsterkte.
1,1
3
3
3
400
230
400
1,8
4,5
2,6
1,5
3
3
3
230
400
5,0
2,9