Inhoudsopgave
Advertenties
utilisant une pompe à vide reliée à la prise de basse pres-
sion jusqu'à ce que la valeur d'environ 10 Pa apparaisse
sur le vacuomètre.
- Attendre quelques minutes et vérifier si cette valeur n'aug-
mente pas.
- Relier la bouteille de gaz réfrigérant ou un cylindre de rem-
plissage à la prise sur la ligne de basse pression (voir la
position du raccord de remplissage dans le schéma du
circuit frigorifique).
- Remplir avec la quantité de gaz réfrigérant indiquée sur la
plaquette signalétique de l'appareil.
En cas de fuite partielle, le circuit doit être entièrement vidé
avant de le remplir de nouveau.
N'utiliser le réfrigérant que sous sa forme liquide.
Ne pas utiliser de réfrigérants ni de lubrifiants différents de ceux
qui sont indiqués. Ne pas comprimer l'air (éviter la présence
d'air, causée par des fuites, dans le circuit frigorifique).
Toujours contrôler les valeurs de surchauffe et de
sous-refroidissement qui, dans les conditions de
fonctionnement nominales de l'appareil, doivent
être comprises respectivement entre 5 et 10 °C dans
les réfrigérateurs et entre 4 et 8 °C dans les pompes
à chaleur.
Het is verboden andere olies te gebruiken dan de
gespecificeerde. Het gebruik van andere olies kan de com-
pressor ernstig beschadigen.
LADING VAN KOELMIDDEL
Ga als volgt te werk:
- Ledig en droog het gehele koudemiddelkringloop met een
vacuümpomp die op de lagedrukaansluiting aangesloten
is totdat de vacuümmeter ongeveer 10 Pa aangeeft.
- Wacht enkele minuten en controleer of de afgelezen
waarde niet stijgt.
- Sluit de koelgasfles of een laadcilinder aan op de aanslui-
ting van de lagedrukleiding (zie ligging van laadaansluiting
op schema van koudemiddelkringloop)
- Laad de hoeveelheid koelgas die op het gegevensplaatje
van het apparaat staat
In geval van gedeeltelijk gasverlies moet de kringloop he-
lemaal leeggemaakt worden voordat het opnieuw gevuld
wordt.
Het koelmiddel moet alleen in de vloeibare staat in de
kringloop geladen worden.
Gebruik geen andere koel- en smeermiddelen dan de gespeci-
ficeerde. Druk de lucht niet samen (Voorkom de aanwezigheid
van lucht, veroorzaakt door lekken, in de koudemiddelkring-
loop).
Controleer altijd de waarden van oververhitting en
onderkoeling die tijdens de nominale werkingscon-
dities van het apparaat respectievelijk tussen 5 en
10 °C in de koelers en tussen 4 en 8 °C in de warm-
tepompen moeten liggen.
43
Advertenties
Inhoudsopgave
