Naaien
128 van 260
10. Naaien
10.1. Algemeen
• Schakel de hoofdschakelaar (22) in.
• Zet de naald (36) bij het veranderen van het soort steek al-
tijd in de hoogste stand. Schuif de stof ver genoeg onder de
persvoet (32). Laat de boven- en onderdraad ongeveer 10
cm naar achteren uitsteken.
• Zet de persvoethendel (20) omlaag. Terwijl u de draad met
uw linkerhand vasthoudt, draait u het handwiel (26) naar u
toe en plaatst u de naald op de plek van de stof waar u met
naaien wilt beginnen.
• Druk op het pedaal. Hoe harder u drukt, des te sneller loopt
de machine. Voer de stof bij het naaien met zachte hand
door de machine. Naai door omzetten van de achteruithen-
del (8) enkele terugwaartse steken om de eerste steken van
de naad vast te zetten.
TIP
Als u niet zeker weet of bijvoorbeeld de draadspanning of het
soort steek juist is, probeert u de instellingen uit op een lapje.
De stof loopt automatisch onder de persvoet (32) door: de stof
mag niet met de handen worden tegengehouden of worden
getrokken, maar moet soepel worden geleid zodat de naad de
door u gewenste richting krijgt.
10.2. Selecteren van de juiste naald
OPMERKING!
Gevaar voor beschadiging!
Het gebruik van een defecte naald kan tot beschadiging
van het naaigoed leiden.
Vervang defecte naalden onmiddellijk.
Het nummer dat de sterkte van de naald aangeeft, is op de
schacht aangebracht.
Hoe hoger het nummer, des te sterker de naald.
Sterkere naalden worden voor dikkere en compactere stoffen
gebruikt (zie ook "9. Stof-, garen- en naaldentabel" op pagina
148)