10
Als u bij stap 9 voor het eerst
een computer hebt geselecteerd
waarop Windows draait:
Installeer een stuurprogramma.
z
z
Wanneer het scherm links wordt
weergegeven op de camera, klikt u
op het menu Start op de computer,
vervolgens op [Configuratiescherm] en op
[Een apparaat toevoegen].
z
z
Dubbelklik op het pictogram van de
verbonden camera.
z
z
Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd.
z
z
Nadat het stuurprogramma is
geïnstalleerd en de camera en computer
met elkaar verbonden zijn, wordt
het AutoPlay-scherm weergegeven.
Er wordt niets weergegeven op het
camerascherm.
11
Verzend de beelden of druk ze af.
z
z
Het scherm dat wordt weergegeven
wanneer de apparaten verbonden zijn
verschilt naargelang het doelapparaat.
z
z
Wanneer de camera verbonden is met
een smartphone of webservice, wordt
een scherm voor de beeldoverdracht
weergegeven. Zie "Beelden verzenden"
(=
142) voor instructies over beelden
verzenden.
z
z
Wanneer de camera verbonden is met
een computer is het camerascherm leeg.
Volg de stappen in "Beelden opslaan op
een computer"
de computer op te slaan.
z
z
Als de camera is verbonden met een
printer kunt u afdrukken door dezelfde
stappen te doorlopen als bij afdrukken via
USB. Zie "Beelden afdrukken"
voor uitgebreide informatie.
•
Als u [PIN-methode] kiest bij stap 7 wordt een pincode op het scherm
weergegeven. Stel deze code in bij het toegangspunt. Kies een apparaat
in het scherm [Apparaat selecteren]. Raadpleeg voor meer informatie de
gebruikershandleiding die is meegeleverd met uw toegangspunt.
•
Om meerdere bestemmingen toe te voegen herhaalt u deze procedure vanaf
de eerste stap.
Voorblad
Voor gebruik
Algemene
bediening camera
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
3
Andere
opnamemodi
4
P-modus
(=
144) om beelden op
5
Tv-, Av-, M-, C1-
en C2-modus
6
Afspeelmodus
7
Wi-Fi-functies
(=
176)
8
Menu
Instellingen
9
Accessoires
10
Bijlage
Index
137