7 Inbedrijfstelling
Tab.19
Standaard afstelwaarden
Model van de ketel
Brandervermogen
Oliedruk
CO
2
Luchtdruk bij de kop
7.6
Lijst met instellingen na ingebruikname
7.7
Inbedrijfstelling afronden
54
EFU C
4. Vul onderstaande tabel aan met de gemeten waarden.
Tab.18
Gemeten waarden
Brandervermogen (kW)
Oliedruk (MPa (bar))
CO
(%)
2
5. Als het CO{7}2{8}-gehalte niet overeenkomt met de vereiste waarde,
moet dit worden bijgesteld door de stelschroef op de luchtklep te
draaien.
6. Stel indien nodig de instellingen voor een schone verbranding bij via
de grootheid X om te voldoen aan de in het land geldende verbran
dingseisen.
7. Draai de dop terug op het rookgasmeetpunt zodra de meting is vol
tooid.
Fabrieksinstellingen
Eenheid
kW
bar
(% volume)
mbar
1. Stel de specifiek bij de installatie behorende parameters in
2. Pas de stooklijn aan.
1. Breng het voorpaneel / de voorpanelen weer aan.
2. Voer de CV-installatietemperatuur op tot ongeveer 50°C.
3. Schakel de ketel uit.
4. Ontlucht de cv-installatie na circa 10 minuten.
5. Controleer de hydraulische druk. Vul zo nodig water bij in de verwar
mingsinstallatie (aanbevolen waterdruk tussen 0,15 en 0,18 MPa
(1,5 en 1,8 bar)).
6. Instrueer de gebruiker over de werking van de installatie, ketel en
regelaar.
7. Informeer de gebruiker over het noodzakelijke periodieke onder
houd.
8. Overhandig alle handleidingen aan de gebruiker.
De ketel is nu bedrijfsklaar.
Gemeten waarden
EFU C 19
EFU C 24
19
24
13,8
12,3
12,5
12,5
2,7
2,9
7611877 - v03 - 12012017
EFU C 32
32
13,3
12,5
3,4