Installatie van het toebehoren
Bij toebehoren moeten de 4 aansluitingen gebruikt worden. Daarom ook
de aansluiting "Out 12V DC" op de installatiemodule aansluiten.
Max. kabellengte 30 m
Minimumdiameter Ø = 0,75 mm
9.2
Temperatuurregelaar (toebehoren, zie afzonderlijke
handleiding)
Wanneer de temperatuurregelaar na de inbedrijfstelling van de installa-
tie wordt geïnstalleerd, moet deze in het inbedrijfstellingsmenu als be-
dieningseenheid voor het betreffende cv-circuit worden ingesteld (
handleidingen bedieningseenheid).
▶ Vóór de inbedrijfstelling van de installatie op de temperatuurregelaar
eventueel de instelling voor het cv-circuit uitvoeren ( handleiding
van de temperatuuregelaar).
▶ Geef bij de inbedrijfstelling van de installatie aan, dat een tempera-
tuurregelaar als bedieningseenheid voor cv-circuit 1 geïnstalleerd is
( handleidingen van de bedieningseenheid).
▶ Kamertemperatuur conform de handleidingen van de bediening-
seenheid instellen.
Wanneer op de EMS-klem al een component is aangesloten, de aanslui-
ting conform afb. 22 op dezelfde klem parallel uitvoeren. Wanneer in de
installatie meerdere EMS-modules worden geïnstalleerd, deze conform
afb. 33, hoofdstuk 12.3.6 aansluiten.
Afb. 22 EMS-aansluiting op installatiemodule
9.3
Externe aansluitingen
Leg om inductieve invloeden te voorkomen alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm minimale afstand tot stroomgeleidende
230 V- of 400 V-kabels.
Gebruik voor het verlengen van de kabels van temperatuursensoren de
volgende kabeldiameters:
• Tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• Tot 30 m kabellengte: 1,0 bis 1,50 mm
24
2
6 720 809 156-42.2I
2
2
De relaisuitgang PK2 is in koelbedrijf actief en kan voor het aansturen van
het koel-/verwarmingsbedrijf van een ventilatorconvector of een circula-
tiepomp worden gebruikt of voor het aansturen van vloerverwarmings-
circuits in vochtige ruimten.
Maximale belasting aan relaisuitgangen: 2 A, cosφ > 0,4. Bij een hogere
belasting is het gebruik van een tussenrelais nodig.
9.4
Veiligheidstemperatuurbegrenzer
In bepaalde landen is in de vloerverwarming een veiligheidstempera-
tuurbegrenzer voorgeschreven. De veiligheidstemperatuurbegrenzer
wordt op de installatiemodule aan de externe ingang 1–3 aangesloten
( afb. 15). Stel de functie voor externe ingang in ( handleiding van
de besturing).
9.5
Meerdere cv-circuits (met mengermodule)
Met de regelaar kan in de fabrieksinstelling een cv-circuit zonder meng-
kraan geregeld worden. Wanneer meerdere circuits moeten worden ge-
installeerd, is voor elk circuit een cv-circuitmodule nodig.
▶ Installeer cv-circuitmodule, mengkraan, pomp en overige bestandde-
len overeenkomstig de gekozen installatieoplossing.
▶ Cv-circuitmodule op de installatiemodule in de besturing van de bin-
neneenheid op klem EMS aansluiten.
▶ Instellingen voor meerdere cv-circuits uitvoeren conform de handlei-
ding van de bedieningseenheid.
9.6
Warmwatercirculatiepomp PW2 (toebehoren)
De pompinstellingen worden op de bedieningseenheid van de binnen-
eenheid uitgevoerd ( handleiding bedieningseenheid).
9.7
Monteren vochtsensor
OPMERKING:
Materiële schade door vocht!
Koelbedrijf onder het dauwpunt veroorzaakt neerslag van vocht op aan-
grenzende materialen (vloer).
▶ Vloerverwarmingen niet voor het koelbedrijf onder het dauwpunt ge-
bruiken.
▶ Aanvoertemperatuur correct instellen.
De condensbewaking stopt het koelbedrijf, wanneer condensvorming
ontstaat op de leidingen van de cv-installatie. Condensaat vormt zich tij-
dens koelbedrijf, wanneer de temperatuur van de cv-installatie onder de
betreffende dauwpunttemperatuur ligt.
Het dauwpunt varieert afhankelijk van de temperatuur en de luchtvoch-
tigheid. Hoe hoger de luchtvochtigheid, hoe hoger de aanvoertempera-
tuur moet zijn, zodat het dauwpunt wordt overschreden en er geen
condensatie optreedt.
De vochtsensoren zenden een signaal aan de besturing, zodra ze con-
densvorming constateren. Het koelbedrijf wordt daardoor gestopt.
Handleidingen voor installatie en gebruik zijn met de dauwpuntsensoren
meegeleverd.
Compress 3000 AWMS/SS – 6720891904 (2020/06)