5.7.7
Externe aansluitingen
OPMERKING:
Materiële schade door verkeerde aansluiting!
Door aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsterkte is schade
aan elektrische bestanddelen mogelijk.
▶ Voer uitsluitend aansluitingen op externe aansluitingen van de bin-
neneenheid uit, die voor 5 V en 1 mA aangepast zijn.
▶ Wanneer koppelrelais nodig zijn, uitsluitend relais met goudcontac-
ten gebruiken.
De externe ingangen I1 en I4 kunnen voor de afstandsbediening voor af-
zonderlijke functies van de bedieningseenheid worden gebruikt.
De functies, die door de externe ingangen worden geactiveerd, worden
in de handleidingen van de bedieningseenheid beschreven.
De externe ingang wordt op een handmatige schakelaar of een besturing
met 5 V-relaisuitgang aangesloten.
5.7.8
Binneneenheid aansluiten
▶ Neem de frontplaat weg.
▶ Deksel van de besturing verwijderen.
▶ Leid de aansluitkabel door de kabeldoorvoeren boven naar de bestu-
ring. Trekveren gebruiken.
▶ Installeer de kabel zodanig, dat de schakelkast zo nodig naar voren
kan worden gekanteld.
▶ Sluit de kabel aan conform het schakelschema.
▶ Deksel van de besturing en de frontbekleding van de binneneenheid
weer monteren.
Afb. 14 Kabeldoorvoeren
[1]
Kabelkanaal voor elektrische aansluiting
[2]
Kabelkanaal voor CAN-BUS en sensorkabel
Compress 3000 AWMS/SS – 6720891904 (2020/06)
Installatie
17