REMKO
Inbedrijfstelling
Met de warmtepompmanager
wordt de hele verwarmingsinstallatie
volledig bediend en bestuurd.
De warmtepompmanager wordt door
middel van de bedieningseenheid
bediend. De bedieningseenheid
wordt op het basisapparaat gestoken
geleverd en bevindt zich achter de
klep in de binnenmodule.
A
De bedienings- en weergavemo-
dule van de warmtepompmanager
wordt met de volgende toetsen
bediend.
Met draaiknop (A)
kunt u:
- tussen de weergegeven
menupunten bladeren -
instelwaarden wijzigen
Home
Met de Home-knop (B)
komt u altijd weer in het
standaardscherm.
Elke van de vier functie-
toetsen (C) staat voor
een van de vier regels in
het display. Druk op een
van de functietoetsen om
een menupunt of instel-
waarde te selecteren.
8
WARMTEPOMP-MANAGER MULTITALENT & MULTITALENT PLUS
LET OP
Na een stroomuitval e.d. kan
de eerder geprogrammeerde
configuratie door op de func-
tietoets naast Einde te druk-
ken direct weer geactiveerd
worden. Dit geschiedt ook
automatisch na een wachttijd
van 10 minuten.
Vanuit de fabriek is installatie 1
■
voorgeïnstalleerd. Na een reset
van de warmtepompmanager
worden de parameters door
installatie 1 geladen.
Voer voor de eigenlijke
■
inbedrijfstelling een intensieve
C
visuele controle uit.
Schakel de stroomvoorziening in.
■
B
Het volgende scherm verschijnt
■
in het display van de Multitalent.
Installatie
Controleer welk installatieschema
■
gebruikt is (zie hydraulische
schema's in het handboek bij
de warmtepomp-manager in
appendix)
Als installatieschema 1 geschikt
■
is, hoeft slechts op de F-toets
naast Einde te worden gedrukt.
Als voor een ander
installatieschema wordt
gekozen, moet de F-toets naast
OK worden ingedrukt om de
installatie te starten.
De configuratie in het
■
installatiemenu voor de
gekozen hydraulica met de
bijbehorende parameters moet
volledig doorgeprogrammeerd
worden (zie hydraulische
schema's in het handboek bij de
warmtepompmanager).
De installatie moet op de
■
persoonlijke waarden van de
klant worden afgestemd (bijv.
Verwarmingscurves).
De meegeleverde verkorte
■
handleiding geeft een overzicht
hoe de belangrijkste waarden
ingesteld moeten worden.
Na de configuratie dient de
■
installatie opgestart te worden
en dienen de gemeten waarden
in een inbedrijfstellingsprotocol
geregistreerd te worden.
NOTA BENE
Controleer of de instelling van
Min.T-WW WE, blokkerings-
tijd juist is. (zie de aanwijzing
Einde
op pag. 35)
NOTA BENE
OK
Uitsluitend een door REMKO
bevoegde installateur mag
de warmtepompmanager
inbedrijfstellen en
programmeren.
NOTA BENE
Tijdens een inbedrijfstelling kan er
slechts één typische voorinstelling
van de warmtepompmanager
geprogrammeerd worden.
Vanwege verschillende
gewoontes van gebruikers
en bouwsubstanties moeten
aparte instellingen eventueel
geoptimaliseerd worden.
Vooral tijdens de eerste
verwarmingsperiode