Niveau 4 - SPECIALIST - Beschrijving van de parameters en instelwaarden - Vervolg
Zonnepaneel/MF - Functie M4 - Vervolg
Beschrijving
• 31 = Omlaadpomp buffer-reservoir 2.
Functie F15 moet op 4 staan.
Het relais schakelt als de temperatuur van het bufferreservoir
met de hysterese MF Hyst boven de temperatuur van voeler 15
komt.
De gaat weer uit, als de temperatuur onder de temperatuur [F15
+ MF Hyst Uit] zakt.
• 32 = Direct verwarmingscircuit.
Verwarmingscircuit met vaste aanvoertemperatuur (T-MF Richt).
Bij kortsluiting op de toegewezen MF-voeler (via
kamerthermostaat/tijdschakelklok) schakelt de
verwarmingscircuitpomp Aan en de Aanvoer-richttemperatuur
van de WE wordt voorgeschreven.
Na het opheffen van de sensor-kortsluiting werkt er een
nalooptijd op de pomp.
Zonnepaneel/MF - Vervolg
Omschrijving
Waardebereik
MF 4 Hyst
MF 4 Hyst Uit
Max T-Zonnep
80,0°C-180,0°C
Min T-Zonnep Aan
-20,0°C-95,0°C
Min T-Zonnep Uit
-15,0°C-95,0°C
T-Zonne Beveil
80,0°C-180,0°C
Fabrieksinstelling
2,0K-10,0K
5,0K
2,0K-10,0K
2,0K
110,0°C
50,0°C
45,0°C
110,0°C
Beschrijving
• 33 = Thermostaat-functie.
AAN: T-MF > T-MF Richt.
UIT: T-MF < [T-MF Richt-MF Hyst].
• 34 = Bypassventiel Koelen.
Het relais wordt op koelen geschakeld
(Tijdens het koelbedrijf kunnen de conventionele
warmtegeneratoren worden gescheiden van het koelcircuit
en de warmwaterbereiding). De aanvoertemperatuur voor
de WW-regeling wordt door de MF-voeler gemeten.
• 35 = Bypassventiel Koelen invers.
Het relais wordt tegengesteld aan functie 34 geschakeld.
• 37 = Voeler F 11 wordt gebruikt als oevoerreferentievoeler
voor de Remko warmteverbruiksmeter.
Beschrijving
Instellen van de MF 4 hysterese.
Instellen van de MF 4 hysterese voor het uitschakelen.
Instellen van de maximale collectortemperatuur.
De collectorpompen worden geblokkeerd als de
bijbehorende collectortemperatuur boven de hier ingestelde
temperatuur komt (installatiebeveiliging).
De pompen worden weer vrijgegeven als de
collectortemperatuur onder de temperatuur
[Max T-Zonne-10K] zakt.
Instellen van de minimale collectortemperatuur.
De collectorpomp wordt vrijgegeven als de bijbehorende
collectortemperatuur de hier ingestelde temperatuur
overstijgt.
Instellen van de minimale temperatuur waarbij de
collectorpomp geblokkeerd wordt.
De collectorpomp wordt geblokkeerd als de bijbehorende
collectortemperatuur onder de hier ingestelde temperatuur
zakt.
Deze functie verhindert het lopen van de pomp zonder
relevante warmte-opbrengst.
Instellen van de collectorbeveiligingstemperatuur.
De collectorbeveiligingsfunctie beschermt de collector voor
oververhitting. Als de collectortemperatuur de hier ingestelde
temperatuur overschrijdt en de reservoirtemperatuur is kleiner
dan 92°C, dan wordt het reservoir boven zijn maximale
temperatuur tot 95°C geladen, om de collector te koelen.
De functie wordt onderbroken als de collector zijn maximale
temperatuur overschrijdt.
De functie wordt weer vrijgegeven als de
collectortemperatuur onder de maximale temperatuur -3K
zakt.
45