Download Print deze pagina

Watson Marlow Pumps 205S Handleiding pagina 4

Advertenties

Automatische aansturing
Schakel de netspanning aan.
Druk op Man/Auto. Wanneer het symbool AUT knippert, bevindt de pomp zich in externe besturing.
De pomp is bestuurbaar met behulp van een analoog proces-signaal van maximaal 30 V or 32 mA. De pomp geeft een
grotere doorstromingssnelheid wanneer het besturingssignaal groter is (niet-geïnverteerde respons) of wanneer het
besturingssignaal kleiner wordt (geïnverteerde respons).

De signaalkompensatie is het niveau van het processignaal dat bereikt moet wordt om de rotor van de pompkop aan
het draaien te brengen.

Het signaalbereik is de verandering in het niveau van het processignaal dat nodig is om de benodigde verandering in
het toerental van de rotor van de pompkop te produceren.
Voorbeeld bij gebruik van een processignaal van 4 à 20 mA:
Pomprespons
niet-geïnverteerd
geïnverteerd
Bij spanningsbesturing kan een stabiele bron van gelijkspanning gebruikt worden, samen met een gelijkspanningsmeter
(max. 30 V DC). De impedantie van de kring bedraagt 100 kOhm. De polariteit is ingesteld voor een niet-geïnverteerde
respons. Draai de polariteit om als u een geïnverteerde respons wilt.
Bij stroombesturing kan dezelfde gelijkspannings-/stroombron gebruikt worden samen met een milliampèremeter voor
gelijkstroom (max. 32 mA). De impedantie van de stroomkring bedraagt 250 Ohm. De polariteit is ingesteld voor een niet-
geïnverteerde respons. Draai de polariteit om als u een geïnverteerde respons wilt.
Zet op de pinnen van de 25D connector nooit netspanning. Over pin 4 en 17 mag max. 30 V gezet
worden, en over pin 7 en 5 mag 5V TTL gezet worden, maar op de andere polen mag geen spanning
worden aangebracht. Anders kan dit leiden tot onherstelbare schade, die niet valt onder de garantie.
U mag niet de netschakelaar gebruiken om de pomp frekwent achter elkaar te stoppen en te starten.
Gebruik in plaats daarvan de automatische aansturing.
Kalibratie van de automatische aansturing

Draai de potentiometer voor de signaalkompensatie (op het achterpaneel als 'Offset' (kompensatie) aangeduid) met de
wijzers van de klok mee totdat de aanslag is bereikt, wat hoorbaar is aan een klikgeluid. Draai de potentiometer nu tien
slagen tegen de wijzers van de klok in. Herhaal dit met de potentiometer voor het signaalbereik. Hiermee is de
potentiometer korrekt voor de kalibratie ingesteld.

Stel de processignaalkompensatie in.

Draai de signaalkompensatiepotmeter met de wijzers van de klok mee om het toerental van de aandrijfas op het
gewenste minimum toerental in te stellen.

Stel het processignaal in het hoogste bereik in (niet hoger dan 30 V or 32 mA).

Draai de signaalbereikpotmeter (op het achterpaneel aangeduid met 'Range') met de wijzers van de klok mee, om het
toerental van de aandrijfas op het gewenste maximum in te stellen.
Als het processignaal of het toerental van de aandrijfas hoger is ingesteld dan het aangegeven maximum, zal de
aandrijving overbelast raken, wat dan blijkt uit het knipperen van AUT. Hiermee wordt aangeduid dat de grenswaarden
voor besturing en toerental van de aandrijving overschreden zijn. Stel de spanning/stroom onder de grenswaarde in.

Herhaal deze procedure totdat de pomprespons exakt met het processignaal overeenkomt.
signaalkompensatie
4mA
20mA
48
signaalbereik
16mA
16mA

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

205u