nl
Inschakelen van
het apparaat
1. Toets Aan/Uit 1/10 indrukken. Het
alarmsignaal is te horen.
2. Alarmtoets 2/7 indrukken. Het
alarmsignaal gaat uit.
De alarmtoets 2/7 brandt tot
de ingestelde temperatuur is bereikt.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Koelruimte: +4 °C
■
Diepvriesruimte: –18 °C
■
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
66
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van 2 °C tot
8 °C.
1. Met de koelruimte-keuzetoets 1
de koelruimte kiezen.
2. Met de insteltoets voor
de temperatuur 8 de gewenste
koelruimtetemperatuur instellen.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 2.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -24 °C.
1. Met de vriesruimte-keuzetoets 4
de vriesruimte kiezen.
2. Met de insteltoets voor
de temperatuur 8 de gewenste
vriesruimtetemperatuur instellen.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt op indicatie 5
aangegeven.