2.5 Montage op een kolom
2.6 Koppeling klepstandsteller
De schaal op de hendel geeft de
koppelingspunten voor de verschillende
slagbereiken van de klep aan.
Beweeg de bout met de volgpen in het
langwerpige gat van de hendel om het
slagbereik van de klep aan te passen
aan het werkbereik voor de positiesensor.
Door het koppelingspunt naar binnen te
verplaatsen, wordt de draaihoek van de
sensor groter. Door het koppelingspunt
naar buiten te verplaatsen, wordt de
draaihoek van de sensor kleiner.
Stel de slag van de servomotor zo in
dat een zo groot mogelijke draaihoek
(symmetrisch rond de middelste stand)
op de positiesensor wordt benut.
Aanbevolen bereik voor lineaire servomotoren: −28 tot 28°
Minimale hoek: 25°
Opmerking Controleer na de montage of de klepstandsteller binnen het meetbereik werkt.
IM-P706-05-NL CTLS-UKn-2
Fig. 5
SP7-10, SP7-11 en SP7-12 Digitale klepstandsteller
1.
Houd de montagebeugel (3) in de juiste positie
op de kolom (2).
2.
Steek de U-bouten (1) vanaf de binnenzijde
van de kolom (2) door de gaten van de
montagebeugel.
3.
Voeg de sluitringen (4) en moeren (5) toe.
4.
Draai de moeren handvast aan.
Opmerking
Stel de hoogte van de klepstandsteller op het
gietijzeren juk of het kolomjuk in totdat de hendel
horizontaal staat (op basis van een visuele controle)
op de halve slag van de klep.
Fig. 6
(1) Koppeling vergroten
(2) Koppeling verkleinen
5