Inhoudsopgave Inhoudsopgave Opmerkingen over de handleiding ......................11 Veiligheid ..............................12 Gebruikte aanwijzing en symbolen ....................12 Beoogd gebruik ..........................13 Beoogd gebruik ..........................13 Doelgroep / personeelskwalificatie ....................14 ...
Pagina 3
Inhoudsopgave 10.2.7 Bedieningsfunctie 1/primair — Indicatie statusregel ..............35 10.2.8 Bedieningsfunctie 1/primair — Werking van bedieningswip ............36 10.2.9 Bedieningsfunctie 1/primair — Groep pictogrammen ..............36 10.2.10 Dimmen ............................37 10.2.11 Dimmen — Tijd voor lange bediening ....................37 10.2.12 ...
Pagina 4
Inhoudsopgave 10.2.59 Scène nevenpost — Aantal scènes ....................52 10.2.60 Scène nevenpost — Werking bedieningswip voor dimmen ............52 10.2.61 Waarde dimmen ..........................54 10.2.62 Waarde dimmen — Objecttype ......................54 10.2.63 Waarde dimmen — Werking bedieningswip voor dimmen ............54 ...
Pagina 5
Inhoudsopgave 10.4.30 Dimmen — E1-E5 — Telegram wordt herhaald om de…in s ............64 10.4.31 Jaloezie............................65 10.4.32 Jaloezie — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit .........65 10.4.33 Jaloezie — E1-E5 — Capacitieve ontstoring .................65 ...
Voor schade die ontstaat door het niet in acht nemen van het handboek aanvaardt Busch- Jaeger geen aansprakelijkheid. Als u meer informatie nodig heeft of vragen heeft over het apparaat, wendt u zich tot Busch- Jaeger of bezoekt ons op internet: www.BUSCH-JAEGER.de Producthandboek 2CKA002273B9346 │11...
Toch bestaan er restrisico's. Om gevaren te vermijden, dient u de veiligheidsinstructies te lezen en op te volgen. Voor schade die ontstaat door het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies aanvaardt Busch-Jaeger geen aansprakelijkheid. Gebruikte aanwijzing en symbolen De volgende aanwijzingen wijzen op bijzondere gevaren in de omgang met het apparaat of...
Ieder gebruik dat niet wordt genoemd in Hoofdstuk 2.2 “Beoogd gebruik“ op pagina 13 geldt als niet beoogd en kan leiden tot letsel en materiële schade. Busch-Jaeger is niet aansprakelijk voor schade die door niet beoogd gebruik van het apparaat ontstaat. Het risico draagt uitsluitend de gebruiker / exploitant.
Veiligheid Doelgroep / personeelskwalificatie 2.4.1 Bediening Voor de bediening van het apparaat is geen speciale kwalificatie nodig. 2.4.2 Installatie, inbedrijfname en onderhoud De installatie, inbedrijfname en het onderhoud van het apparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door erkende elektrotechnische installateurs. De elektrotechnische installateur moet dit handboek gelezen en begrepen hebben en de instructies opvolgen.
Veiligheid Veiligheidsinstructies Gevaar – Elektrische spanning! Elektrische spanning! Levensgevaar en brandgevaar door elektrische spanning van 100 … 240 V. Bij direct of indirect contact met spanningsgeleidende delen ontstaat een gevaarlijke doorstroming van het lichaam. Elektrische schok, brandwonden of de dood kunnen het gevolg zijn. Werkzaamheden aan het 100 …...
Opmerkingen over milieubescherming Opmerkingen over milieubescherming Milieu Denk aan de bescherming van het milieu! Oude elektrische en elektronische apparaten mogen niet bij het huishoudelijke afval worden gegooid. – Het apparaat bevat waardevolle grondstoffen die kunnen worden hergebruikt. Geef het apparaat daarom af bij een verzamelpunt voor afgedankte apparatuur.
Opbouw en functie Opbouw en functie Functies Het apparaat is een bedieningselement met 6 functies en een ruimtetemperatuur-nevenpost. Het apparaat biedt naast de ruimtebediening ook de mogelijkheid om diverse externe apparaten/sensoren op de 5 universele ingangen aan te sluiten. Het apparaat meet de volgende waarden: temperatuur ■...
Technische gegevens Technische gegevens Benaming Waarde Voeding: 24 V DC (via buslijn) KNX-aansluiting: busaansluitklem, schroefloos Busdeelnemer: 1 (≤12 mA) Temperatuurbereik: -5 °C … +45 °C Opslagtemperatuur: -10 °C … +60 °C Beschermingsgraad: IP 20 Beschermingsklasse Displaygrootte: 3,8 cm (1,5") 44 x 44 x 32 mm Afmetingen inbouwsokkel: Het apparaat wordt met de schroeven van de inbouwdoos gemonteerd.
Pagina 19
Technische gegevens Nominale stroom: < 9 mA Werkwijze Zie gebruiksaanwijzing (DIN EN 60730-1) Verontreinigingsgraad Zie gebruiksaanwijzing (DIN EN 60730-1) Nominale stootspanning Zie gebruiksaanwijzing (DIN EN 60730-1) Tab.1: Technische gegevens Producthandboek 2CKA002273B9346 │19...
Aansluiting, inbouw / montage Aansluiting, inbouw / montage Gevaar – Elektrische spanning! Installeer de apparaten uitsluitend wanneer u over de vereiste elektronische kennis en ervaring beschikt. Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie brengt u het eigen leven en ■ dat van de gebruikers van de elektrische installatie in gevaar. Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie kan aanzienlijke materiële ■...
Aansluiting, inbouw / montage Montageplaats Voor een correcte inbedrijfname dient u op de volgende punten te letten: Het apparaat moet op een hoogte ■ van ca. 150 cm van de vloer en 50 cm van een deurpost worden geïnstalleerd. Afb. 1: Montageplaats –...
Pagina 22
Aansluiting, inbouw / montage Dit geldt ook voor de montage op ■ een buitenmuur. – Lage buitentemperaturen beïnvloeden de temperatuurregeling. Afb. 5: Montageplaats – buitenmuur Vermijd een directe bevochtiging van ■ de ruimtetemperatuurregelaar met vloeistoffen. Afb. 6: Montageplaats – bevochtiging met vloeistof Net als warmtestralen van elektrische ■...
Aansluiting, inbouw / montage Montage Let op! – Beschadiging van het apparaat door gebruik van harde voorwerpen! De kunststofonderdelen van het apparaat zijn kwetsbaar. – Trek het opzetstuk alleen met de hand eraf. – Gebruik in geen geval een schroevendraaier of een soortgelijk hard voorwerp om het op te tillen.
Pagina 24
Aansluiting, inbouw / montage 1. Sluit de kabels op de inbouwsokkel aan. – Om de elektrische aansluiting gemakkelijker te maken, kan het klemblok van het apparaat worden getrokken. – Voor de aansluitingen, . Afb. 10: Kabel aansluiten 2. Monteer de inbouwsokkel. Afb.
Fysiek adres toewijzen 7.1.3 Groepsadres(sen) toewijzen De groepsadressen worden toegewezen in combinatie met de ETS. 7.1.4 Applicatieprogramma kiezen Meer informatie krijgt u via onze internetsupport (www.BUSCH-JAEGER.de). De applicatie wordt via de ETS op het apparaat geladen. Producthandboek 2CKA002273B9346 │26...
Inbedrijfname 7.1.5 Applicatieprogramma differentiëren Met de ETS kunnen verschillende functies gerealiseerd worden. Gedetailleerde parameterbeschrijvingen, zie hoofdstuk 10 “Applicatie-/parameterbeschrijvingen“ op pagina 33. Producthandboek 2CKA002273B9346 │27...
Bediening Bediening Tot 7 parametriseerbare functies kunnen worden bediend via het concept van de vlottende bedieningswip. De zevende functie kan alleen als ruimteregelaar-nevenpost (slave) worden geconfigureerd. De geselecteerde functie wordt met het bijbehorende symbool aangegeven op het display. Het apparaat wordt met de toetselementen op de centraalplaat bediend. De precieze werkwijze wordt met de applicatie van het apparaat en de parametrisering ervan vastgelegd.
Bediening Displayelementen / meldingen Afb. 16: Indicaties primaire functie [a] Werkelijke temperatuur [b] Waarde-indicatie [c] Indicatie van de gekozen functie door geparametriseerd pictogram en tekst [d] Oriëntatie-indicatie voor gekozen bedieningsfunctie Op het display worden de geparametriseerde functies gevisualiseerd. De functie wordt aangegeven met een symbool [C] midden op het display.
Pagina 31
Bediening Opmerking Enkele van de getoonde functies worden alleen weergegeven, wanneer deze tevoren met de ETS-toolsoftware werden geparametriseerd. 21.0 °C Jaloezie 18°C boven open Afb. 17: Weergegeven symbolen Betekenis Functie Indicatie Werkelijke temperatuur Indicatie Oriëntatie-indicatie voor gekozen bedieningsfunctie (paginastatus) Parametreerbare Afhankelijk van geselecteerde/geparametriseerde functie waarde-indicatie Indicatie van de...
Onderhoud Onderhoud Reiniging Let op! – Beschadiging van apparatuur! Door het inspuiten met reinigingsmiddelen kunnen deze door de spleten in ■ het apparaat dringen. – Spuit geen reinigingsmiddelen direct op het apparaat. Door agressieve reinigingsmiddelen bestaat het gevaar dat het oppervlak ■...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Toepassings-(applicatie)programma Applicatie-/parameterbeschrijvingen 10.1 Toepassings-(applicatie)programma Het volgende applicatieprogramma is beschikbaar: Applicatieprogramma 6108/60: Bedieningselement 6-voudig met universele ingang, 5-voudig/ Het applicatieprogramma voor de ruimtetemperatuurregelaar bevat de hieronder aangegeven applicaties. KNX-applicatie Bedieningsfuncties Ingangen Afhankelijk van het gekozen apparaat en de gekozen applicatie geeft de software Engineering Tool Software ‘ETS’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2 Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ Het apparaat kan met maximaal 6 bedieningsfuncties en een ruimtetemperatuurregelaar- nevenpost worden geparametriseerd. Als meer dan een bedieningsfunctie geactiveerd is, kan de eerste functie als primaire functie worden geparametriseerd. De individuele functies worden via de centraalplaat bediend. De bovenste en onderste bedieningswip worden gebruikt voor activering/bediening van de functie op het display.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.4 Bedieningsfunctie 1/primair De primaire functie is de basisbediening van het apparaat. Deze zorgt voor activering van de functie bij het betreden van de ruimte door een gebruiker. Om te voorkomen dat vanuit andere functies teruggesprongen wordt naar de primaire functie, moet de parameter ‘Terugspringtijd primaire functie’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.8 Bedieningsfunctie 1/primair Werking van bedieningswip — Opties: Boven AAN, beneden UIT Boven UIT, onder AAN Afwisselend AAN/UIT Met de parameter wordt de functie van de bedieningswip worden geparametriseerd. 10.2.9 Bedieningsfunctie 1/primair — Groep pictogrammen Opties: Alles Schakelen Licht Jaloezie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.10 Dimmen 10.2.11 Dimmen Tijd voor lange bediening — Opties: Bij de bediening maakt de functie een onderscheid tussen een korte druk op de toets (schakelen) en een lange druk op de toets (dimmen). De voor dit onderscheid benodigde tijd kan, indien de gebruiker dat wenst, individueel worden aangepast.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.12 Dimmen Dimwijze — Opties: Start/stop Standen Er zijn twee dimwijzen beschikbaar: – Start/stop: De toets moet zo lang worden ingedrukt totdat de gewenste helderheidswaarde van de lamp bereikt is. Als de toets dan door de gebruiker wordt losgelaten, wordt via het telegram een stopcommando naar de dimaktor gestuurd en daarmee het dimmen gestopt.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.15 Dimmen Start/stop-telegram zenden — Opties: Het telegram zorgt ervoor dat het dimmen na bediening gestart en na het loslaten gestopt wordt. Opmerking De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter ‘Dimwijze’ op ‘Actief’ is gezet. 10.2.16 Dimmen Dimtelegram cyclisch zenden —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.18 Dimmen Werking bedieningswip voor schakelen — Opties: Boven AAN, beneden UIT Boven UIT, onder AAN Afwisselend AAN/UIT 10.2.19 Dimmen Werking bedieningswip voor dimmen — Opties: Boven helderder, onder donkerder Boven donkerder, onder helderder Producthandboek 2CKA002273B9346 │40...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.20 Jaloezie 10.2.21 Jalousie Tijd voor lange bediening — Opties: Bij de bediening maakt de functie een onderscheid tussen een korte druk op de toets (stop/lamel) en een lange druk op de toets (sturen). De voor dit onderscheid benodigde tijd kan, indien de gebruiker dat wenst, individueel worden aangepast.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.23 Jaloezie — Lange bediening positie/sturen Opties: Boven Op, onder Neer Boven Neer, onder Op Met de functie kan de werking van de bedieningswip worden geparametriseerd. 10.2.24 Jaloezie Korte bediening lamellen positie/stop verstellen — Opties: Lamel Op, lamel Neer Lamel Neer, lamel Op Met de functie kan de werking van de bedieningswip bij korte bediening worden geparametriseerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.26 Jaloezie — Waarde op positie Neer (%) Opties: 0 … 100 De jaloezie wordt naar de gedefinieerde NEER-stuurwaarde gestuurd. Opmerking De parameter is alleen beschikbaar, als de parameter ‘Objecttype’ op ‘1 byte’ is gezet. 10.2.27 Jaloezie — Waarde voor lamellenpositie Op (%) Opties: 0 …...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.29 Schakelen 10.2.30 Schakelen Objecttype — Opties: 1 bit schakelen 2 bit prioriteit 1 byte signd 1 byte unsignd 2 byte signd 2 byte unsignd 2 byte float 4 byte signd 4 byte unsignd Bij het objecttype wordt de functie gedefinieerd die bij bediening van de bedieningswip moet worden verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.34 Schakelen Waarde 1 voor prioriteit — Opties: Prioriteit, Aan Prioriteit, Uit Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden. 10.2.35 Schakelen — Waarde 2 voor prioriteit Opties: Prioriteit, Uit Prioriteit, Aan Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.38 Schakelen — Waarde 1 voor 1 byte unsignd Opties: 0 … 255 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden. 10.2.39 Schakelen — Waarde 2 voor 1 byte unsignd Opties: 1 … 255 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.42 Schakelen — Waarde 1 voor 2 byte unsignd Opties: 0 … 65535 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden. 10.2.43 Schakelen — Waarde 2 voor 2 byte unsignd Opties: 1 … 65535 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.46 Schakelen — Waarde 1 voor 4 byte signd Opties: -2147483648 … 0 …2147483647 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden. 10.2.47 Schakelen — Waarde 2 voor 4 byte signd Opties: -2147483648 … 1 …2147483647 Definitie van waarde/toestand die bij bediening van de bedieningswiphelft verzonden moet worden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.50 Standenschakelaar 10.2.51 Standenschakelaar — evaluatietijdspanne Opties: Met de applicatie ‘Standenschakelaar’ is het mogelijk stapsgewijs te schakelen. Om ervoor te zorgen dat na iedere bediening een telegram kan worden verzonden, heeft de bedieningswip een gedefinieerde tijdspanne (evaluatietijdspanne) nodig om te beslissen of het telegram moet worden verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.53 Standenschakelaar — Aantal objecten Opties: 2 …. 5 Met de parameter kan worden gedefinieerd, hoe de standen worden geschakeld. 10.2.54 Standenschakelaar — Objectwaarde Opties: Normaal Omgekeerd De te verzenden objectwaarde kan met deze functie worden omgekeerd. Dat wil zeggen bij bediening wordt bijvoorbeeld een waarde 1 omgekeerd in een waarde 0.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.56 Standenschakelaar — Bitpatroon objectwaarden Opties: X van n 1 van n Objectwaarde voor bitpatroon ‘x van n’ 1 object 2 objecten 3 objecten 4 objecten 5 objecten Stand 0 0000 00000 Stand 1 1000 10000 Stand 2 1100 11000 Stand 3...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.57 Scène nevenpost 10.2.58 Scène nevenpost — Evaluatietijdspanne Opties: Met de applicatie Lichtscène-nevenpost is het mogelijk om door meervoudige bediening meerdere scènes achter elkaar te starten. Om ervoor te zorgen dat na iedere bediening een telegram kan worden verzonden, heeft de bedieningswip een gedefinieerde tijdspanne (evaluatietijdspanne) nodig om te beslissen of het telegram moet worden verzonden.
Pagina 53
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ Boven verlagen, onder verhogen Met de parameter kan worden gedefinieerd, hoe de individuele scènewaarden moeten worden bediend. Producthandboek 2CKA002273B9346 │53...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Bedieningsfuncties’ 10.2.61 Waarde dimmen 10.2.62 Waarde dimmen Objecttype — Opties: 0 – 255 0 – 100% Bij het objecttype wordt de functie gedefinieerd, die bij bediening van de bedieningswip moet worden verzonden. 10.2.63 Waarde dimmen Werking bedieningswip voor dimmen —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.3 Applicatie ‘RTR’ 10.3.1 Algemeen — Apparaatfunctie Opties: Enkel apparaat Temperatuurzender – Individueel apparaat: Het apparaat wordt in een ruimte individueel voor de ruimtetemperatuurregeling van vast ingestelde temperatuurwaarden ingezet. – Temperatuurzender (slave-apparaat): Het apparaat verzendt alleen de gemeten temperatuur naar de KNX-bus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.3.9 Temperatuurdetectie RTR — Waardeverschil voor zenden van de werkelijke temperatuur (x 0,1°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 100 Als de temperatuurwijziging groter is dan het geparametriseerde verschil tussen gemeten en de laatste verzonden werkelijke temperatuur, wordt de gewijzigde waarde verzonden. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘Ingangen temperatuurdetectie’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4 Applicatie "Ingangen" Schakelen_Alarm 10.4.1 10.4.2 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief – Actief: het 1-bit-communicatieobject "Blokkeren" wordt vrijgegeven. De ingang kan worden geblokkeerd of vrijgegeven. Aanwijzing Als de ingang geblokkeerd is en in de parameter "Cyclisch zenden" de optie "Actief"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.4 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor het schakelen van een verbruiker worden gebruikt, dan zou het kunnen voorkomen dat deze...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.8 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Bij sluiten contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.4.9 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" OMSCHAKELEN Inactief Cyclus uit Hier wordt het gedrag van het communicatieobject vastgelegd. Als bij de parameter "Verschil tussen korte en lange bediening" de optie "Actief" werd gekozen, dan volgt de reactie bij een korte of lange bediening. Bij de optie "Inactief" volgt deze bij elke flankwissel. Aanwijzing Als de optie "cyclisch zenden beëindigen"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.15 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Cyclisch zenden Opties: Inactief Actief 10.4.16 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Telegram wordt herhaald om de... in s [1…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Cyclisch zenden" op "Actief" is gezet. Opties: 1…60…65.535 10.4.17 Schakelen_Alarm —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Dimmen 10.4.20 10.4.21 Dimmen — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.4.22 Dimmen — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. 10.4.27 Dimmen — E1-E5 — Bij korte bediening: schakelen Opties: OMSCHAKELEN INACTIEF 10.4.28 Dimmen — E1-E5 — Bij lange bediening: dimrichting Opties: HELDERDER DONKERDER Omschakelen Omschakelen, na inschakelen = HELDERDER Omschakelen, na inschakelen = DONKERDER...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Jaloezie 10.4.31 10.4.32 Jaloezie — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Actief Inactief 10.4.33 Jaloezie — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.47 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Minimale signaalduur activeren Opties: Inactief Actief In tegenstelling tot de ontdendertijd wordt hier een telegram pas na verstrijken van de minimale signaalduur verzonden. Als bij de ingang een flank wordt herkend, dan begint de minimale signaalduur. Op dit moment wordt geen telegram op de bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.51 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Inactieve wachttijd na terugkeer busspanning in s [0…30.000] Opties: 0…30.000 – Actief: de waarde van het communicatieobject wordt na download, ETS-reset en terugkeer busspanning opgevraagd. – Inactief: de waarde van het communicatieobject wordt na download, ETS-reset en terugkeer busspanning niet opgevraagd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.54 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Verzonden waarde Opties: AAN, Dwangsturing activeren UIT, Dwangsturing activeren In de volgende tabel wordt de functie van de dwangsturing toegelicht: Bit 1 Bit 0 Toegang Beschrijving Via het communicatieobject Vrij "Dwangsturing actor" wordt de schakeluitgang vrijgegeven.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Scènes 10.4.63 10.4.64 Scènes — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.4.65 Scènes — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.67 Scènes — E1-E5 — Scène opslaan Opties: Bij lange bediening Met objectwaarde = 1 Bij lange bediening en objectwaarde = 1 Deze parameter legt vast op welke manier het opslaan van de actuele scène wordt geactiveerd en welke functie het communicatieobject "Scène opslaan"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgordes 10.4.71 10.4.72 Schakelvolgordes — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.4.73 Schakelvolgordes — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.4.77 Schakelvolgordes — E1-E5 — voor dalende flank in waarde x 0,1 s [1…65.535] Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.79 Schakelvolgordes — E1-E5 — Soort schakelvolgorde bijvoorbeeld van 3 standen Opties: In-/uitschakelen (1-impulsdrukker) In-/uitschakelen (meerdere impulsdrukkers) Alle mogelijkheden ('Gray-Code') Hier kan de soort schakelvolgorde worden gekozen. Elke volgorde heeft voor elke schakelstand verschillende communicatieobjecten. Met de schakelvolgorde is het in- of uitschakelen van maximaal vijf communicatieobjecten (1 bit) mogelijk in een vastgelegde volgorde.
Pagina 77
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgorde <=000-001-011-111-011-001=> (volgorde 3) Deze schakelvolgorde schakelt bij elke bediening achter elkaar een verder communicatieobject in. Als alle communicatieobjecten zijn ingeschakeld, dan worden deze achter elkaar weer uitgeschakeld, beginnend met het laatst ingeschakelde communicatieobject. Bedienings- Schakelvolgor Waarde van de communicatieobjecten nummer Schakelen 3 Schakelen 2...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgorde <=000-001-000-010-000-100-000=> (volgorde 5) Deze schakelvolgorde schakelt bij een bediening een communicatieobject in en vervolgens weer uit. Daarna worden verdere communicatieobjecten in- of uitgeschakeld. Bedienings- Schakelvolgor Waarde van de communicatieobjecten nummer Schakelen 3 Schakelen 2 Schakelen 1 …...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.87 Meervoudige bediening — E1-E5 — Lange bediening vanaf …s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5 s 2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Extra communicatieobject voor lange bediening" gekozen en op "Actief" gezet werd. Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. Bij een lange bediening van de ingang wordt via het communicatieobject "Bediening lang"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.91 Meervoudige bediening — E1-E5 — Verzonden waarde (communicatieobject "Bediening lang") Opties: OMSCHAKELEN Impulsteller 10.4.92 De functie "Impulsteller" dient voor het tellen van ingangsimpulsen. Hiervoor staat in het parametervenster "Impulsteller" een absolute hoofdteller ter beschikking. Om verschilwaarden te kunnen detecteren, heeft u de mogelijkheid om hier ook een tussenteller vrij te geven (vergelijkbaar met een dagkilometerteller).
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.98 Impulsteller — E1-E5 — Bij sluiten contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.4.99 Impulsteller — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.100 Impulsteller — E1-E5 — Gegevenstype (hoofdteller) Opties: 1-byte waarde [-128…127] 1-byte waarde [0…255] 2-byte waarde [-32.768…32.767] 2-byte waarde [0…65.535] 4-byte waarde [-2.147.485.648…2.147.483.647] Deze parameter legt het gegevenstype van de hoofdteller vast. De beide volgende parameters zijn afhankelijk van de parameter "Gegevenstype". Afhankelijk van welk gegevenstype wordt gekozen, zijn verschillende grenswaarden vooringesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Alleen bij dalende flank Bij beide flanken 10.4.104 Impulsteller — E1-E5 — Aantal ingangsimpulsen voor een telimpuls [1…10.000] Opties: 1…10.000 10.4.105 Impulsteller — E1-E5 — Tellerstandwijziging per telimpuls [-10.000…10.000] Opties: -10.000…1…10.000 10.4.106 Impulsteller — E1-E5 — Tellerstand zenden bij download, ETS-reset en terugkeer busspanning Opties: Actief...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Gegevenstype drempelwaardeobject" op "1 byte" werd gezet. 10.4.133 Externe temperatuurvoeler — E4-E5 — Drempelwaarde 1 — Zenden indien onder drempelwaarde Opties: 0...255 Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Gegevenstype drempelwaardeobject"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.4.135 Externe temperatuurvoeler — E4-E5 — Drempelwaarde 1 — Minimale duur van overschrijding Opties: Geen 5/10/30 s 1/5/10/30 min 1/6/12/24 h Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Gegevenstype drempelwaardeobject" op "1 byte" werd gezet. 10.4.136 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten — Bedieningsfuncties 10.5 Communicatieobjecten — Bedieningsfuncties 10.5.1 Sperobject Naam Gegevenstype Flags Sperobject 1 bit DPT 1.003 K, S Via het object worden alle bedieningen incl. van de RTR-nevenposten met een 1-telegram geblokkeerd. Vrijgave vindt plaats met 0. De primaire functie wordt niet geblokkeerd. 10.5.2 Schakelen Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten — Bedieningsfuncties 10.5.8 Waarde 1byte signed Naam Gegevenstype Flags Waarde 1byte signed 8 bit DPT 6010 K, S, Ü, A 10.5.9 Waarde 1Byte unsigned Naam Gegevenstype Flags Waarde 1Byte unsigned 8 bit DPT 5010 K, S, Ü, A 10.5.10 Waarde 2byte signed Naam Gegevenstype Flags Waarde 2byte signed 2 byte DPT 8001...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten — Bedieningsfuncties Naam Gegevenstype Flags Schakelen stand 1 1 bit DPT 1.001 K, S, Ü, A 10.5.17 Schakelen stand 2 Naam Gegevenstype Flags Schakelen stand 2 1 bit DPT 1.001 K, S, Ü, A 10.5.18 Schakelen stand 3 Naam Gegevenstype Flags Schakelen stand 3 1 bit DPT 1.001 K, S, Ü, A 10.5.19 Schakelen stand 4...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6 Communicatieobjecten – KT 10.6.1 Regeling aan/uit Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Regeling aan/uit Uitgang Schakelen 2. Regeling aan/uit (master) Uitgang Schakelen 3. Regeling aan/uit (slave) Uitgang Schakelen Bij ontvangst van een 0-telegram wisselt de regelaar naar de UIT-modus en regelt op de gewenste waarde van de vorst-/hittebeveiliging.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.3 Storing werkelijke temperatuur Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur 2. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur (master) 3. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur (slave) Als één van de geparametreerde ingangstemperaturen langer dan de bewakingstijd niet beschikbaar zijn, wisselt de regelaar naar de storingsmodus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.5 Bedrijfsmodus overlappend Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Bedrijfsmodus overlappend Ingang HVAC-modus 2. Bedrijfsmodus overlapt Ingang HVAC-modus (master/slave) Het object ‘bedrijfsmodus overlappend’ ontvangt de in te stellen bedrijfsmodus als 1-byte- waarde. Daarbij betekent de waarde 0 ‘overlapping inactief, de waarde 1 ‘comfort’, de waarde 2 ‘stand-by’, de waarde 3 ‘economy’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.7 Aanwezigheidsmelder Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Aanwezigheidsmelder Ingang Schakelen 2. Aanwezigheidsmelder Ingang Schakelen (master/slave) Het object signaleert met de waarde 1 aan de regelaar dat er zich personen in de ruimte bevinden. Als er geen ander object met een hogere prioriteit aanwezig is, wordt met‘aanwezigheidsmelder’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.9 Fahrenheit Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Fahrenheit In-/uitgang Schakelen 2. Fahrenheit (master) In-/uitgang Schakelen 3. Fahrenheit (slave) In-/uitgang Schakelen De indicatie van de temperatuur op het display kan van Celsius (°C) in Fahrenheit (°F) worden gewijzigd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.12 Indicatie gewenste waarde Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 2-byte 1. Indicatie gewenste waarde In-/uitgang zwevendekommawaar (master) 2-byte 2. Indicatie gewenste waarde zwevendekommawaar In-/uitgang (slave) Het 2-byte communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 10.6.13 Gewenste waarde opvragen Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.16 Ventilatorstand handm. opvragen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Ventilatorstand handm. Ingang Schakelen opvragen (master) 2. Ventilatorstand handm. Ingang Schakelen opvragen (slave) Het 1-bit communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 10.6.17 Ventilatorstand opvragen Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.6.20 Regelaarstatus HVAC Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Regelaarstatus HVAC Uitgang Procent (0..100%) 2. Regelaarstatus HVAC Uitgang Procent (0..100%) (master) 3. Regelaarstatus HVAC (slave) Uitgang Procent (0..100%) Het communicatieobject geeft het actuele bedrijf, de bedrijfsmodus verwarmen/koelen, de actieve/inactieve modus, het vorstalarm en het dauwpuntalarm volgens specificatie voor de HVAC (Heating Ventilation Air Conditioning)-status uit.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7 Communicatieobjecten "Ingangen" Impulsteller 10.7.1 10.7.2 Impulsteller — HZ — hoofdtellerstand Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype HT: hoofdtellerstand Deze parameter legt het gegevenstype van de hoofdteller vast. De parameter is afhankelijk van de parameter "Gegevenstype". Afhankelijk van welk gegevenstype wordt gekozen, zijn verschillende grenswaarden vooringesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" Jaloezie 10.7.17 10.7.18 Jaloezie — E1-E5 — eindstand boven Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: eindstand boven Uitgang Bool E2: eindstand boven Uitgang Bool E3: eindstand boven Uitgang Bool E4: eindstand boven Uitgang Bool E5: eindstand boven Uitgang Bool Beschikt de gebruikte actor over een bijbehorend communicatieobject dat de bovenste...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.21 Jaloezie — E1-E5 — STOP/lamellenverstelling Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E2: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E3: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E4: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E5: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step Met het object wordt de bijbehorende 1-bit-waarde voor het stoppen of verstellen van de lamellen via de uitgang of het bijbehorende KNX-object op de KNX-bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.34 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Blokkeren Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: blokkeren Ingang Enable E2: blokkeren Ingang Enable E3: blokkeren Ingang Enable E4: blokkeren Ingang Enable E5: blokkeren Ingang Enable Door de ontvangst van de waarde "1" op het object wordt de geparametreerde functie compleet geblokkeerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.38 Dimmen — E1-E5 — Blokkeren Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: blokkeren Ingang Enable E2: blokkeren Ingang Enable E3: blokkeren Ingang Enable E4: blokkeren Ingang Enable E5: blokkeren Ingang Enable Door de ontvangst van de waarde "1" op het object wordt de geparametreerde functie compleet geblokkeerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.74 Externe temperatuurvoeler 10.7.75 Externe temperatuurvoeler — E4 — bit drempelwaarde 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: bit drempelwaarde 1 Uitgang Switch De via het object verzonden waarde wordt in de applicatie geparametreerd. Deze geparametreerde waarde wordt na overschrijden op de KNX-bus verzonden. 10.7.76 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.81 Externe temperatuurvoeler — E4 — uitgangswaarde Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: uitgangssignaal Uitgang Value_Temp De via de externe temperatuursensor (6226/T of PT1000) gemeten waarde wordt aan de KNX als 2 byte waarde beschikbaar gesteld. 10.7.82 Externe temperatuurvoeler — E4 — uitgangswaarde opvragen Nummer Naam Objectfunctie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.86 Externe temperatuurvoeler — E4 — Zenden indien onder drempelwaarde 2 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) Value_1_Ucount E4: zenden indien onder Ingang Value_2_Ucount drempelwaarde 2 Value_Temp Bij het onderschrijden van de geparametreerde drempelwaarde wordt de onderschreden waarde op de KNX-bus verzonden. 10.7.87 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.89 Externe temperatuurvoeler — E4 — temperatuur drempelwaarde 2 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: temperatuur drempelwaarde Uitgang Value_Temp Bij het overschrijden van de temperatuur wordt de geparametreerde waarde via het communicatieobject op de KNX-bus verzonden. 10.7.90 Externe temperatuurvoeler — E4 —temperatuur wijzigen tolerantieband onderste grens Nummer Naam Objectfunctie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.7.93 Externe temperatuurvoeler — E4 —temperatuur wijzigen tolerantieband 2 onderste grens Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: temperatuur wijzigen Ingang Scaling tolerantieband 2 onderste grens Via de KNX-bus kan de onderste tolerantiegrens van de temperatuur worden aangepast/gewijzigd. De wijziging is niet zichtbaar in de ETS-applicatie. Eventueel moet na applicatiedownload de temperatuur opnieuw worden aangepast.