Pagina 5
Inhoudsopgave 10.2.86 Wijziging gewenste waarde — resetten handmatige verstelling bij ontvangst van een ingestelde basiswaarde ..............................64 10.2.87 Wijziging gewenste waarde — resetten van de handmatige verstelling bij wissel van bedrijfsmodus ..64 10.2.88 Wijziging gewenste waarde — resetten van de handmatige verstelling via object ........65 10.2.89 Wijziging gewenste waarde —...
Pagina 7
Inhoudsopgave 10.3.49 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] ......88 10.3.50 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Ingang opvragen na download, ETS-reset en terugkeer busspanning ..............................88 10.3.51 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Inactieve wachttijd na terugkeer busspanning in s [0…30.000] ..89 10.3.52 Waarde_Dwangsturing —...
Pagina 8
Inhoudsopgave 10.3.96 Impulsteller — E1-E5 — Tussenteller vrijgeven ..................101 10.3.97 Impulsteller — E1-E5 — Minimale signaalduur activeren ................. 101 10.3.98 Impulsteller — E1-E5 — Bij sluiten contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] ..........102 10.3.99 Impulsteller — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] ..........102 10.3.100 Impulsteller —...
Voor schade die ontstaat door het niet in acht nemen van het handboek aanvaardt Busch- Jaeger geen aansprakelijkheid. Als u meer informatie nodig heeft of vragen heeft over het apparaat, wendt u zich tot Busch- Jaeger of bezoekt ons op internet: www.BUSCH-JAEGER.de KNX Technisch Handboek 2CKA002273B9313 │13...
Toch bestaan er restrisico's. Om gevaren te vermijden, dient u de veiligheidsinstructies te lezen en op te volgen. Voor schade die ontstaat door het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies aanvaardt Busch-Jaeger geen aansprakelijkheid. Gebruikte aanwijzing en symbolen De volgende aanwijzingen wijzen op bijzondere gevaren in de omgang met het apparaat of...
Ieder gebruik dat niet wordt genoemd in Hoofdstuk 2.2 “Beoogd gebruik“ op pagina 15 geldt als niet beoogd en kan leiden tot letsel en materiële schade. Busch-Jaeger is niet aansprakelijk voor schade die door niet beoogd gebruik van het apparaat ontstaat. Het risico draagt uitsluitend de gebruiker / exploitant.
Veiligheid Doelgroep / personeelskwalificatie 2.4.1 Bediening Voor de bediening van het apparaat is geen speciale kwalificatie nodig. 2.4.2 Installatie, inbedrijfname en onderhoud De installatie, inbedrijfname en het onderhoud van het apparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door erkende elektrotechnische installateurs. De elektrotechnische installateur moet dit handboek gelezen en begrepen hebben en de instructies opvolgen.
Veiligheid Veiligheidsinstructies Gevaar – Elektrische spanning! Elektrische spanning! Levensgevaar en brandgevaar door elektrische spanning van 100 … 240 V. Bij direct of indirect contact met spanningsgeleidende delen ontstaat een gevaarlijke doorstroming van het lichaam. Elektrische schok, brandwonden of de dood kunnen het gevolg zijn. Werkzaamheden aan het 100 …...
Opmerkingen over milieubescherming Opmerkingen over milieubescherming Milieu Denk aan de bescherming van het milieu! Oude elektrische en elektronische apparaten mogen niet bij het huishoudelijke afval worden gegooid. – Het apparaat bevat waardevolle grondstoffen die kunnen worden hergebruikt. Geef het apparaat daarom af bij een verzamelpunt voor afgedankte apparatuur.
Opbouw en functie Opbouw en functie Functies Het apparaat is een functionele testset met diverse instelmogelijkheden en wordt ingebouwd in de wand. Het apparaat biedt naast de bewaking van de luchtkwaliteit de mogelijkheid van de besturing van een ruimteklimaatregeling. Het apparaat meet de volgende waarden: temperatuur ■...
Technische gegevens Technische gegevens Benaming Waarde Voeding 24 V DC (via buslijn) Busdeelnemer 1 (≤12 mA) Busaansluitklem: 0,4 … 0,8 mm Aansluiting Kabeltype: J-Y(St)Y, 2 x 2 x 0,8 mm Isolatie strippen: 6 … 7 mm Beschermingsgraad IP20 Omgevingstemperatuur -5 °C … +45 °C Opslagtemperatuur -20 °C …...
Aansluiting, inbouw / montage Aansluiting, inbouw / montage Gevaar – Elektrische spanning! Installeer de apparaten uitsluitend wanneer u over de vereiste elektronische kennis en ervaring beschikt. Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie brengt u het eigen leven en ■ dat van de gebruikers van de elektrische installatie in gevaar. Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie kan aanzienlijke materiële ■...
Aansluiting, inbouw / montage Montageplaats Voor een correcte inbedrijfname dient u op de volgende punten te letten: Het apparaat moet op een hoogte ■ van ca. 150 cm van de vloer en 50 cm van een deurpost worden geïnstalleerd. Afb. 1: Montageplaats –...
Pagina 23
Aansluiting, inbouw / montage Dit geldt ook voor de montage op ■ een buitenmuur. – Lage buitentemperaturen beïnvloeden de temperatuurregeling. Afb. 5: Montageplaats – buitenmuur Vermijd een directe bevochtiging van ■ de ruimtetemperatuurregelaar met vloeistoffen. Afb. 6: Montageplaats – bevochtiging met vloeistof Net als warmtestralen van elektrische ■...
Aansluiting, inbouw / montage Montage Let op! – Beschadiging van het apparaat door gebruik van harde voorwerpen! De kunststofonderdelen van het apparaat zijn kwetsbaar. – Trek het opzetstuk alleen met de hand eraf. – Gebruik in geen geval een schroevendraaier of een soortgelijk hard voorwerp om het op te tillen.
Pagina 25
Aansluiting, inbouw / montage 1. Kabel op inbouwsokkel aansluiten. – Om de elektrische aansluiting gemakkelijker te maken, kan het klemblok van het apparaat worden getrokken. – Voor de aansluitingen, zie hoofdstuk 6.3 “Elektrische aansluiting“ op pagina 26. Afb. 10: Kabel aansluiten 2.
Fysiek adres toewijzen 7.1.3 Groepsadres(sen) toewijzen De groepsadressen worden toegewezen in combinatie met de ETS. 7.1.4 Applicatieprogramma kiezen Meer informatie krijgt u via onze internetsupport (www.BUSCH-JAEGER.de). De applicatie wordt via de ETS op het apparaat geladen. KNX Technisch Handboek 2CKA002273B9313 │27...
Inbedrijfname 7.1.5 Applicatieprogramma differentiëren Met de ETS kunnen verschillende functies gerealiseerd worden. Gedetailleerde parameterbeschrijvingen, zie hoofdstuk 10 “Applicatie-/parameterbeschrijvingen“ op pagina 31. KNX Technisch Handboek 2CKA002273B9313 │28...
Bediening Bediening Het functioneren van de RTR is afhankelijk van de gebruikte applicaties. Een plaatselijke bediening is niet mogelijk. De precieze werkwijze wordt met de applicatie van het apparaat en de parametrisering ervan vastgelegd. Voor het apparaat zijn omvangrijke parameters in één applicatie beschikbaar. De parameteromvang vindt u in hoofdstuk 10 “Applicatie-/parameterbeschrijvingen“...
Onderhoud Onderhoud Reiniging Let op! – Beschadiging van apparatuur! Door het inspuiten met reinigingsmiddelen kunnen deze door de spleten in ■ het apparaat dringen. – Spuit geen reinigingsmiddelen direct op het apparaat. Door agressieve reinigingsmiddelen bestaat het gevaar dat het oppervlak ■...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Toepassings-(applicatie)programma Applicatie-/parameterbeschrijvingen 10.1 Toepassings-(applicatie)programma Het volgende toepassings-(applicatie)programma is beschikbaar: Toepassings-(applicatie)programma 6109/08: Ruimtetemperatuurregelaar zonder plaatselijke bedieningsmogelijkheid met universele ingang, 5-voudig Het applicatieprogramma voor de ruimtetemperatuurregelaar bevat de hieronder aangegeven applicaties. KNX-applicatie Algemene functies Algemene instellingen Ingangen Temperatuur Afhankelijk van het gekozen apparaat en de gekozen applicatie geeft de software Engineering Tool Software ‘ETS’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2 Applicatie ‘RTR’ 10.2.1 Algemeen — Apparaatfunctie Opties: Enkel apparaat Masterapparaat Temperatuurzender – Individueel apparaat: Het apparaat wordt in een ruimte individueel voor de ruimtetemperatuurregeling van vast ingestelde temperatuurwaarden ingezet. – Masterapparaat: in een ruimte bevinden zich minimaal twee kamerthermostaten. Eén apparaat moet daarbij het masterapparaat en andere als slave- apparaten/temperatuursensoren worden geparametreerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘Apparaatfunctie’ op ‘Enkel apparaat’ of ‘Masterapparaat’ staat. 10.2.3 Algemeen — Bedrijfsmodus na reset Opties: Comfort Stand-by Ecobedrijf Koelen met extra stand Vorst-/hittebeveiliging In de bedrijfsmodus na reset werkt het apparaat na een herstart zolang totdat eventueel een nieuwe bedrijfsmodus door bediening van het apparaat of communicatieobjecten worden ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.4 Algemeen — extra functies Opties: – Deze parameter geeft extra functies en communicatieobjecten vrij. 10.2.5 Algemeen — cyclisch ‘in werking’ zenden (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 5 – 3000 minuten – Het communicatieobject "in werking" dient ter informatie dat de regelaar nog werkt. De waarde ‘1’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.6 Regeling verwarmen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 10.2.7 Regeling verwarmen —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.10 Regeling verwarmen — I-aandeel (min.) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 Het I-aandeel staat voor de nasteltijd van een regeling. Het integrale aandeel zorgt ervoor dat de kamertemperatuur langzaam de gewenste waarde nadert en deze uiteindelijk ook bereikt. Afhankelijk van het gebruikte installatietype moet de nasteltijd verschillende groottes aannemen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.16 Basisstand verwarmen — stelgrootteverschil voor zenden van stelgrootte verwarmen Opties: 10 % Alleen cyclisch zenden De stelgroottes van de continue PI-regelaar 0 ... 100% worden niet na iedere berekening verstuurd, maar alleen als uit de berekening een waardeverschil t.o.v. de laatste verstuurde waarde resulteert, waarbij het versturen bovendien zinvol is.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.19 Basisstand verwarmen — max. stelgrootte (0..255) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 De maximale stelgrootte van de PI-regelaar geeft de maximale waarde aan die de regelaar uitgeeft. Als een maximale waarde lager dan ‘255’ wordt gekozen, wordt deze waarde niet overschreden, ook als de regelaar een hogere stelgrootte berekend heeft.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.21 Regeling extra stand verwarmen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen met extra stand’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 10.2.22 Regeling extra stand verwarmen —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.25 Regeling extra stand verwarmen — I-aandeel (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 Het I-aandeel staat voor de nasteltijd van een regeling. Het integrale aandeel zorgt ervoor dat de kamertemperatuur langzaam de gewenste waarde nadert en deze uiteindelijk ook bereikt. Afhankelijk van het gebruikte installatietype moet de nasteltijd verschillende groottes aannemen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.28 Extra stand verwarmen Opmerking Niet beschikbaar als de parameter ‘geavanceerde instellingen’ onder ‘regeling extra stand verwarmen’ op ‘ja’ staat. 10.2.29 Extra stand verwarmen — werking stelgrootte Opties: Normaal Omgekeerd Met de werking van de stelgrootte wordt de stelgrootte aangepast aan stroomloos geopende (normaal) of stroomloos gesloten (invers) kleppen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.32 Extra stand verwarmen — cyclisch zenden van stelgrootte (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 60 minuten De door het apparaat gebruikte actuele stelgrootte kan cyclisch naar de bus worden verzonden. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘soort stelgrootte’ ofwel op ‘2-punts 1 bit, aan/uit’, ‘2-punts 1 byte, 0/100%’, ‘PI continu, 0-100%’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.35 Regeling koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 10.2.36 Regeling koelen —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.37 Regeling koelen — soort koeling Opties: PI continu, 0-100% en PI PWM, aan/uit: Oppervlak (bijvoorbeeld koelplafond) 5°C 240min ■ Vrije configuratie ■ Fan-coil: Fan-coil 4°C 90min ■ Vrije configuratie ■ Er zijn twee voorgeprogrammeerde koeltypen (oppervlak of fan-coil) beschikbaar voor de gebruiker.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.39 Regeling koelen — I-aandeel (min.) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 Het I-aandeel staat voor de nasteltijd van een regeling. Het integrale aandeel zorgt ervoor dat de kamertemperatuur langzaam de gewenste waarde nadert en deze uiteindelijk ook bereikt. Afhankelijk van het gebruikte installatietype moet de nasteltijd verschillende groottes aannemen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.46 Basisstand koelen — max. stelgrootte (0..255) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 De maximale stelgrootte van de PI-regelaar geeft de maximale waarde aan die de regelaar uitgeeft. Als een maximale waarde lager dan ‘255’ wordt gekozen, wordt deze waarde niet overschreden, ook als de regelaar een hogere stelgrootte berekend heeft.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.48 Regeling extra stand koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen met extra stand’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. Opties: 2-punts 1 bit, uit/aan 2-punts 1 byte, 0/100%...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.49 Regeling extra stand koelen — soort koeling Opties: PI continu, 0-100% en PI PWM, aan/uit: Oppervlak (bijvoorbeeld koelplafond) 5°C 240min ■ Vrije configuratie ■ Fan-coil: Fan-coil 4°C 90min ■ Vrije configuratie ■ Er zijn twee voorgeprogrammeerde koeltypen (oppervlak of fan-coil) beschikbaar voor de gebruiker.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.52 Regeling extra stand koelen — geavanceerde instellingen Opties: Deze parameter schakelt extra functies en communicatieobjecten vrij, bijvoorbeeld ‘extra stand verwarmen’. KNX Technisch Handboek 2CKA002273B9313 │53...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.53 Extra stand koelen Opmerking Niet beschikbaar als de parameter ‘geavanceerde instellingen’ onder ‘regeling extra stand koelen op ‘ja’ staat. 10.2.54 Extra stand koelen — werking stelgrootte Opties: Normaal Omgekeerd Met de werking van de stelgrootte wordt de stelgrootte aangepast aan stroomloos geopende (normaal) of stroomloos gesloten (invers) kleppen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.57 Extra stand koelen — cyclisch zenden van stelgrootte (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 60 minuten De door het apparaat gebruikte actuele stelgrootte kan cyclisch naar de bus worden verzonden. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘soort stelgrootte’ ofwel op ‘2-punts 1 bit, aan/uit’, ‘2-punts 1 byte, 0/100%’, ‘PI continu, 0-100%’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.60 Instellingen basisbelasting Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen met extra stand, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 10.2.61 Instellingen basisbelasting —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.62 Gecombineerd verwarmen en koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen en koelen of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 10.2.63 Gecombineerd verwarmen en koelen — omschakeling verwarmen/koelen Opties: Automatisch Alleen via object...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.65 Gecombineerd verwarmen en koelen — uitgave stelgrootte verwarmen en koelen Opties: Via 1 object Via 2 objecten Via deze parameter wordt ingesteld of de stelgrootte via één of twee objecten aan de airco- aktor wordt verstuurd. Als de airco-aktor afzonderlijke stelgrootte-ingangen voor verwarmen en koelen heeft of als er afzonderlijke aktoren worden gebruikt, moet de optie ‘via 2 objecten’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.67 Instellingen gewenste waarde Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘individueel apparaat’ of ‘master-apparaat’ is ingesteld. 10.2.68 Instellingen gewenste waarde — gewenste waarde verwarmen comfort = gewenste waarde koelen comfort Opties: Met deze parameter wordt de werkwijze van de wijziging gewenste waarde geparametreerd. –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.70 Instellingen gewenste waarden — ingestelde temperatuur comfort verwarmen en koelen (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 10 – 40 Vastleggen van de comforttemperatuur voor verwarmen en koelen bij afwezigheid. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.74 Instellingen gewenste waarden — ingestelde temperatuur vorstbeveiliging (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 5 – 15 Gebouwbeschermingsfunctie tegen koude. Bij apparaten met display wordt deze modus aangegeven met het vorstbeveiliging-symbool. De handmatige bediening is geblokkeerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.78 Instellingen gewenste waarden — ingestelde temperatuur hittebescherming (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 27 – 45 Gebouwbeschermingsfunctie tegen hitte. Bij apparaten met display wordt deze modus aangegeven met het hittebescherming-symbool. De handmatige bediening is geblokkeerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.81 Wijziging gewenste waarde Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘individueel apparaat’ of ‘master-apparaat’ is ingesteld. 10.2.82 Wijziging gewenste waarde — max. handmatige verhoging bij verwarming (0 - 15°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 Door deze waarde kan een beperking van de handmatige verhoging in de verwarmingsmodus worden gerealiseerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.85 Wijziging gewenste waarde — max. handmatige verlaging bij koelen (0 - 15°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 Door deze waarde kan een beperking van de handmatige verlaging in de koelmodus worden gerealiseerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.88 Wijziging gewenste waarde — resetten van de handmatige verstelling via object Opties: Bij activering kan via een afzonderlijk object de handmatige waarde-instelling op ieder moment worden gewist. Toepassingsvoorbeeld: resetten van de handmatige verstelling van alle zich in een kantoorgebouw bevindende apparaten met een klok in het systeem.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.90 Temperatuurdetectie 10.2.91 Temperatuurdetectie – ingangen temperatuurdetectie Opties: Interne meting Externe meting Gewogen meting De ruimtetemperatuur kan op het apparaat gemeten of middels het communicatieobject via de bus verzonden worden. Daarnaast is er de gewogen meting waarbij tot drie temperatuurwaarden (1 x intern, 2 x extern) als gemiddelde waarde als ingangsgrootte voor de regeling dienen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.95 Temperatuurdetectie – weging externe meting 2 (0..100%) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 100 Vastleggen van de weging van de externe meting 2 van 0 tot 100%. De instelling moet samen met de weging van de externe meting (0..100%) resulteren in 100%. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘ingangen gewogen temperatuurdetectie’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.99 Temperatuurdetectie — bewakingstijd temperatuurdetectie (0 = geen bewaking) (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 120 Als binnen de geparametreerde tijd geen temperatuur wordt gemeten, schakelt het apparaat naar de storingsmodus. Hij stuurt een telegram via het object ‘storing werkelijke temperatuur (master)’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.102 Alarmfuncties Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘individueel apparaat’ of ‘master-apparaat’ is ingesteld. 10.2.103 Alarmfuncties — condenswateralarm Opties: Bij gebruik van een fan-coil kan tijdens de werking condenswater ontstaan door te sterke afkoeling of een te hoge luchtvochtigheid. Het daarmee gepaard gaande condensaat wordt meestal in een bak opgevangen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.105 Alarmfuncties — temperatuur vorstalarm HVAC- en RHCC-status (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 De objecten RHCC-statue en HVAC-status en beschikken over een vorstalarm-bit. Als de ingangstemperatuur van de regelaar daalt tot onder de hier geparametreerde temperatuur, wordt de vorstalarm-bit in de statusobjecten ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.107 Fan-coil instellingen - ventilatorstanden Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. 10.2.108 Fan-coil instellingen - ventilatorstanden — aantal ventilatorstanden Opties: 3 standen 5 standen...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.110 Fan-coil instellingen - ventilatorstanden — standenuitgave Opties: Bij handmatige bediening en automaat Alleen bij handmatige bediening Met deze parameter wordt ingesteld wanneer de ventilatorstandenwaarden worden uitgegeven: ofwel alleen bij de handmatige instelling van ventilatorstanden of ook in de automatische modus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.113 Fan-coil instellingen verwarmen Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. Bovendien moet de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.117 Fan-coil instellingen koelen Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. Bovendien moet de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.121 Zomercompensatie Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘individueel apparaat’ of ‘master-apparaat’ is ingesteld. 10.2.122 Zomercompensatie — zomercompensatie Opties: Om energie te sparen en om het temperatuurverschil bij het betreden en verlaten van een gebouw met airconditioning binnen aangename grenzen te houden, zou in de zomer bij hoge buitentemperaturen een te sterke verlaging van de kamertemperatuur moeten worden voorkomen (zomercompensatie volgens DIN 1946).
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ Voorbeeld: Bij oplopende buitentemperatuur wordt de minimale ingestelde waarde voor koelen vanaf een buitentemperatuur van 21 °C verhoogd. Bij 30 °C buitentemperatuur ligt de minimale ingestelde temperatuur voor koelen bij 25,1 °C, bij 31 °C buitentemperatuur bij 25,5 °C, bij 32 °C buitentemperatuur bij 26 °C, bij 33 °C buitentemperatuur bij 27 °C.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘RTR’ 10.2.125 Zomercompensatie — (hoogste) eindtemperatuur voor zomercompensatie (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen -127 – 127 Met de parameter wordt een waarde vastgelegd voor de hoogste buitentemperatuurwaarde, vanaf welke de instelwaardecorrectie (zomercompensatie) op grond van een te hoge buitentemperatuur wordt uitgevoerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar, als de parameter ‘zomercompensatie’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3 Applicatie "Ingangen" 10.3.1 Schakelen_Alarm 10.3.2 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief – Actief: het 1-bit-communicatieobject "Blokkeren" wordt vrijgegeven. De ingang kan worden geblokkeerd of vrijgegeven. Aanwijzing Als de ingang geblokkeerd is en in de parameter "Cyclisch zenden" de optie "Actief"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.4 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor het schakelen van een verbruiker worden gebruikt, dan zou het kunnen voorkomen dat deze...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.9 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.3.10 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Ingang opvragen na download, ETS-reset en terugkeer busspanning Opties: Inactief...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.13 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Reactie bij gebeurtenis 0 Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Communicatieobject "Schakelen 1" (cyclisch zenden mogelijk)" op "Actief" werd gezet. Opties: AAN/Geen alarm UIT/Alarm OMSCHAKELEN Inactief Cyclus uit Hier wordt het gedrag van het communicatieobject vastgelegd. Als bij de parameter "Verschil tussen korte en lange bediening"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.15 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Cyclisch zenden Opties: Inactief Actief 10.3.16 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Telegram wordt herhaald om de... in s [1…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Cyclisch zenden" op "Actief" is gezet. Opties: 1…60…65.535 10.3.17 Schakelen_Alarm —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.20 Dimmen 10.3.21 Dimmen — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.3.22 Dimmen — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.26 Dimmen — E1-E5 — Lange bediening vanaf…s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5/2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. 10.3.27 Dimmen — E1-E5 — Bij korte bediening: schakelen Opties: OMSCHAKELEN INACTIEF 10.3.28 Dimmen — E1-E5 — Bij lange bediening: dimrichting Opties: HELDERDER DONKERDER...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.31 Jaloezie 10.3.32 Jaloezie — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Actief Inactief 10.3.33 Jaloezie — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.37 Jaloezie — E1-E5 — Lange bediening vanaf…in s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5/2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. 10.3.38 Jaloezie — E1-E5 — Telegram "Lamel" wordt herhaald om de…s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5/2/3/4/5/6/7/8/9/10 s 10.3.39 Jaloezie —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.47 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Minimale signaalduur activeren Opties: Inactief Actief In tegenstelling tot de ontdendertijd wordt hier een telegram pas na verstrijken van de minimale signaalduur verzonden. Als bij de ingang een flank wordt herkend, dan begint de minimale signaalduur. Op dit moment wordt geen telegram op de bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.51 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Inactieve wachttijd na terugkeer busspanning in s [0…30.000] Opties: 0…30.000 – Actief: de waarde van het communicatieobject wordt na download, ETS-reset en terugkeer busspanning opgevraagd. – Inactief: de waarde van het communicatieobject wordt na download, ETS-reset en terugkeer busspanning niet opgevraagd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.54 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Verzonden waarde Opties: AAN, Dwangsturing activeren UIT, Dwangsturing activeren In de volgende tabel wordt de functie van de dwangsturing toegelicht: Toegang Beschrijving Bit 1 Bit 0 Via het communicatieobject Vrij "Dwangsturing actor" wordt de schakeluitgang vrijgegeven.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.63 Scènes 10.3.64 Scènes — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.3.65 Scènes — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.68 Scènes — E1-E5 — Lange bediening vanaf…s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5/2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. 10.3.69 Scènes — E1-E5 — Actorgroep A: type Opties: 1-bit-waarde [AAN/UIT] 1-byte-waarde [0…100 %] 1-byte-waarde [0…255] 2-byte-waarde [temperatuur] 10.3.70 Scènes —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.71 Schakelvolgordes 10.3.72 Schakelvolgordes — E1-E5 — Communicatieobject vrijgeven "Blokkeren" 1 bit Opties: Inactief Actief 10.3.73 Schakelvolgordes — E1-E5 — Capacitieve ontstoring Opties: tot 10 nF (standaard) tot 20 nF tot 30 nF tot 40 nF Deze parameter legt de graad van capacitieve ontstoring vast. Bij grotere leidinglengten kunnen eventueel overdrachtfouten voorkomen, als bijvoorbeeld in een 5x1,5 mm leiding twee draden voor de geleiding van de signaalleiding en één draad voor...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.76 Schakelvolgordes — E1-E5 — voor stijgende flank in waarde x 0,1 s [1…65.535] Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.3.77 Schakelvolgordes — E1-E5 — voor dalende flank in waarde x 0,1 s [1…65.535] Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren"...
Pagina 96
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgorde => 000-001-011-111 (volgorde 1) Bij deze schakelvolgorde wordt na elke bediening achter elkaar een ander groepsadres via een ander communicatieobject (waarde x) verzonden. Als alle groepsadressen via de communicatieobjecten (waarde x) in een richting zijn verzonden, dan worden andere bedieningen genegeerd.
Pagina 97
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgorde <=000-001-011-111-011-001=> (volgorde 3) Deze schakelvolgorde schakelt bij elke bediening achter elkaar een verder communicatieobject in. Als alle communicatieobjecten zijn ingeschakeld, dan worden deze achter elkaar weer uitgeschakeld, beginnend met het laatst ingeschakelde communicatieobject. Waarde van de communicatieobjecten Bedienings- Schakelvolgor nummer...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" Schakelvolgorde <=000-001-000-010-000-100-000=> (volgorde 5) Deze schakelvolgorde schakelt bij een bediening een communicatieobject in en vervolgens weer uit. Daarna worden verdere communicatieobjecten in- of uitgeschakeld. Waarde van de communicatieobjecten Bedienings- Schakelvolgor nummer Schakelen 3 Schakelen 2 Schakelen 1 …...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.87 Meervoudige bediening — E1-E5 — Lange bediening vanaf …s Opties: 0,3/0,4/0,5/0,6/0,8/1/1,2/1,5 s 2/3/4/5/6/7/8/9/10 s Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Extra communicatieobject voor lange bediening" gekozen en op "Actief" gezet werd. Hier wordt de tijdsduur vastgelegd vanaf welke een bediening als "lang" wordt geïnterpreteerd. Bij een lange bediening van de ingang wordt via het communicatieobject "Bediening lang"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.92 Impulsteller De functie "Impulsteller" dient voor het tellen van ingangsimpulsen. Hiervoor staat in het parametervenster "Impulsteller" een absolute hoofdteller ter beschikking. Om verschilwaarden te kunnen detecteren, heeft u de mogelijkheid om hier ook een tussenteller vrij te geven (vergelijkbaar met een dagkilometerteller).
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.98 Impulsteller — E1-E5 — Bij sluiten contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren" op "Actief" werd gezet. Opties: 1…10…65.535 10.3.99 Impulsteller — E1-E5 — Bij openen contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] Aanwijzing De parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Minimale signaalduur activeren"...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.120 Externe temperatuurvoeler — Leidingfoutcompensatie via leidinglengte Aanwijzing De parameters zijn alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Leidingfoutcompensatie" op "Leidingfout via leidinglengte" werd gezet. 10.3.121 Externe temperatuurvoeler — E4-E5 — Leidingfoutcompensatie via leidinglengte — Lengte leiding, enkele afstand [1...30 m] Opties: 1...10...30 10.3.122 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie "Ingangen" 10.3.124 Externe temperatuurvoeler — Leidingfoutcompensatie via weerstand Opties: Geen Lengte Weerstand Aanwijzing Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer de parameter "Leidingfoutcompensatie" op "Leidingfout via weerstand" werd gezet. 10.3.125 Externe temperatuurvoeler — E4-E5 — Leidingfoutcompensatie via weerstand — Leidingweerstand in milliohm [som van aanvoer- en retourdraad] Opties: 0...500...10.000...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4 Communicatieobjecten – KT 10.4.1 Stelgrootte verwarmen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Stelgrootte verwarmen Uitgang 1. Schakelen (stelgrootte verwarmen/koelen) 2. Procent (0..100%) Beschrijving 1. Met het object wordt een schakelende ventielklep bediend, bijvoorbeeld een thermo- elektrische ventielklep die door een schakel-/verwarmingsaktor wordt aangestuurd. 2.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.4 Extra stand koelen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Extra stand koelen Uitgang 1. Schakelen 2. Procent (0..100%) Beschrijving 1. Met het object wordt een schakelende ventielklep bediend, bijvoorbeeld een thermo- elektrische ventielklep die door een schakel-/verwarmingsaktor wordt aangestuurd. 2.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.6 Werkelijke temperatuur Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Werkelijke temperatuur Uitgang 2-byte zwevendekommawaarde 2. Werkelijke temperatuur Uitgang 2-byte gewogen zwevendekommawaarde 1. Het object geeft de met de vergelijkingswaarde aangepaste, gemeten (ruimte-)temperatuur uit. 2. Het object geeft de temperatuurwaarde uit die uit de detectie en weging van interne en tot twee externe temperaturen wordt berekend.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.9 Storing werkelijke temperatuur Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur 2. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur (master) 3. Storing werkelijke Uitgang Schakelen temperatuur (slave) Als één van de geparametreerde ingangstemperaturen langer dan de bewakingstijd niet beschikbaar zijn, wisselt de regelaar naar de storingsmodus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.12 Bedrijfsmodus Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Bedrijfsmodus In-/uitgang HVAC-modus 2. Bedrijfsmodus (master) In-/uitgang HVAC-modus 3. Bedrijfsmodus (slave) In-/uitgang HVAC-modus Het object ‘bedrijfsmodus’ ontvangt de in te stellen bedrijfsmodus als 1-byte-waarde. Daarbij betekent de waarde 1 ‘comfort’, de waarde 2 ‘stand-by’, de waarde 3 ‘economy’ en de waarde 4 ‘vorst-/hittebeveiliging’.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.14 Raamcontact Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Raamcontact Ingang Schakelen 2. Raamcontact (master/slave) Ingang Schakelen Het object signaleert met de waarde 1 aan de regelaar dat een raam geopend is. Als er geen ander object met een hogere prioriteit aanwezig is, wordt met de melding ‘raamcontact’ de regelaar op de gewenste waarde vorst-/hittebeveiliging ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.17 Status koelen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Status koelen Uitgang Schakelen De kamerthermostaat stuurt via het object ‘status koelen een AAN-telegram op het moment dat hij zich in de actieve koelmodus bevindt. Als de regeling zich in de inactieve zone tussen verwarmen en koelen bevindt of in de verwarmingsmodus, stuurt de kamerthermostaat een UIT-telegram naar het ‘status koelen’-object.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.20 Fan-coil handmatig Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Fan-coil handmatig Uitgang Schakelen 2. Fan-coil handmatig (master) Uitgang Schakelen 3. Fan-coil handmatig (slave) Uitgang Schakelen Door het 1-bit-communicatieobject kan een fan-coil-aktor in de handmatige of terug in de automatische ventilatormodus worden gezet.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.22 Status fan-coil stand Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Status fan-coil stand In-/uitgang 2-byte zwevendekommawaarde Via het object ‘status fac-coil stand’ ontvangt de kamerthermostaat de ventilatorstand die de fan-coil-aktor op dat moment uitvoert. 10.4.23 Ventilatorstand 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.27 Ventilatorstand 5 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Ventilatorstand 5 Uitgang Schakelen Via het 1-bit communicatieobject wordt de actieve toestand (1) van de ventilatorstand uitgegeven, de andere ventilatorstanden zijn afhankelijk van de parametrering gedeactiveerd (0). Als de ventilatorstand inactief is, bevindt zich de waarde (0) op het object. 10.4.28 Ingestelde basiswaarde Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.31 Condenswateralarm Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Condenswateralarm Ingang Schakelen 2. Condenswateralarm Ingang Schakelen (master/slave) Via het 1-bit communicatieobject wordt de regelaar in de condenswater-alarmmodus gezet. Daarmee wordt de actuele ingestelde waarde op de gewenste waarde van de hittebescherming ingesteld, zodat een beschadiging van de bouwsubstantie door overlopen van de condensaat- opvangbak wordt vermeden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.33 Zomercompensatie actief Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Zomercompensatie actief Uitgang Schakelen Via het 1-bit communicatieobject wordt via de bus weergegeven of de zomercompensatie actief (1) of inactief (0) is. Als deze actief is, wordt de ingestelde temperatuur voor de koelmodus door de zomercompensatiefunctie verhoogd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.36 Aan/uit vraag Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Aan/uit vraag (master) Ingang Schakelen 2. Aan/Uit vraag (slave) Ingang Schakelen Het 1-bit communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 10.4.37 Indicatie gewenste waarde Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.40 Verwarmen/koelen vraag Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Verwarmen/koelen vraag Ingang Schakelen (master) 2. Verwarmen/koelen vraag Ingang Schakelen (slave) Het 1-bit communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 10.4.41 Ventilatorstand handm.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – KT 10.4.44 Regelaarstatus RHCC Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Regelaarstatus RHCC Uitgang 2-byte zwevendekommawaarde Het communicatieobject geeft de bedrijfsmodus verwarmen/koelen, de actieve/inactieve modus, vorst- en hittealarm en storing (uitval van de meting van de werkelijke temperatuur) volgens specificatie voor de RHCC (Room Heating Cooling Controller)-status uit. 10.4.45 Regelaarstatus HVAC Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5 Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.1 Impulsteller 10.5.2 Impulsteller — HZ — hoofdtellerstand Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype HT: hoofdtellerstand Deze parameter legt het gegevenstype van de hoofdteller vast. De parameter is afhankelijk van de parameter "Gegevenstype". Afhankelijk van welk gegevenstype wordt gekozen, zijn verschillende grenswaarden vooringesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.17 Jaloezie 10.5.18 Jaloezie — E1-E5 — eindstand boven Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: eindstand boven Uitgang Bool E2: eindstand boven Uitgang Bool E3: eindstand boven Uitgang Bool E4: eindstand boven Uitgang Bool E5: eindstand boven Uitgang Bool Beschikt de gebruikte actor over een bijbehorend communicatieobject dat de bovenste...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.21 Jaloezie — E1-E5 — STOP/lamellenverstelling Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E2: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E3: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E4: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step E5: STOP/lamellenverstelling Uitgang Step Met het object wordt de bijbehorende 1-bit-waarde voor het stoppen of verstellen van de lamellen via de uitgang of het bijbehorende KNX-object op de KNX-bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.34 Schakelen_Alarm — E1-E5 — Blokkeren Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: blokkeren Ingang Enable E2: blokkeren Ingang Enable E3: blokkeren Ingang Enable E4: blokkeren Ingang Enable E5: blokkeren Ingang Enable Door de ontvangst van de waarde "1" op het object wordt de geparametreerde functie compleet geblokkeerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.35 Dimmen 10.5.36 Dimmen — E1-E5 — dimmen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: dimmen Uitgang Control_Dimming E2: dimmen Uitgang Control_Dimming E3: dimmen Uitgang Control_Dimming E4: dimmen Uitgang Control_Dimming E5: dimmen Uitgang Control_Dimming Met het object wordt de bijbehorende hexadecimale waarde voor OMHOOG-/OMLAAG-dimmen via de uitgang of het bijbehorende KNX-object op de KNX-bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.39 Schakelvolgordes 10.5.40 Schakelvolgordes — E1-E5 — bedieningsnummer Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: bedieningsnummer Ingang Value_1_Ucount E2: bedieningsnummer Ingang Value_1_Ucount E3: bedieningsnummer Ingang Value_1_Ucount E4: bedieningsnummer Ingang Value_1_Ucount E5: bedieningsnummer Ingang Value_1_Ucount Met dit object kan door opgeven van een schakelstand via de KNX-bus invloed worden uitgeoefend op de handmatige verstelling van de schakelvolgorden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.73 Waarde — E1-E5 — blokkeren Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E1: blokkeren Ingang Enable E2: blokkeren Ingang Enable E3: blokkeren Ingang Enable E4: blokkeren Ingang Enable E5: blokkeren Ingang Enable Door de ontvangst van de waarde "1" op het object wordt de geparametreerde functie compleet geblokkeerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.74 Externe temperatuurvoeler 10.5.75 Externe temperatuurvoeler — E4 — bit drempelwaarde 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: bit drempelwaarde 1 Uitgang Switch De via het object verzonden waarde wordt in de applicatie geparametreerd. Deze geparametreerde waarde wordt na overschrijden op de KNX-bus verzonden. 10.5.76 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.80 Externe temperatuurvoeler — E4 — 2-byte drempelwaarde 2 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: 2 byte drempelwaarde 2 Uitgang Value_2_Ucount De via het object verzonden waarde wordt in de applicatie geparametreerd. Deze geparametreerde waarde wordt na overschrijden op de KNX-bus verzonden. 10.5.81 Externe temperatuurvoeler —...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.85 Externe temperatuurvoeler — E4 — Zenden indien boven drempelwaarde 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) Value_1_Ucount E4: zenden indien boven Ingang Value_2_Ucount drempelwaarde 1 Value_Temp Bij het overschrijden van de geparametreerde drempelwaarde wordt de overschreden waarde op de KNX-bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.89 Externe temperatuurvoeler — E4 — temperatuur drempelwaarde 2 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: temperatuur drempelwaarde Uitgang Value_Temp Bij het overschrijden van de temperatuur wordt de geparametreerde waarde via het communicatieobject op de KNX-bus verzonden. 10.5.90 Externe temperatuurvoeler — E4 —temperatuur wijzigen tolerantieband onderste grens Nummer Naam Objectfunctie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten "Ingangen" 10.5.93 Externe temperatuurvoeler — E4 —temperatuur wijzigen tolerantieband 2 onderste grens Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype (DPT) E4: temperatuur wijzigen Ingang Scaling tolerantieband 2 onderste grens Via de KNX-bus kan de onderste tolerantiegrens van de temperatuur worden aangepast/gewijzigd. De wijziging is niet zichtbaar in de ETS-applicatie. Eventueel moet na applicatiedownload de temperatuur opnieuw worden aangepast.
Pagina 164
Index Communicatieobjecten "Ingangen" Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — 8-bit-scène ....90 Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Weekdag Waarde_Dwangsturing — E1-E5 — Bij openen [1 = ma, 2…6, 7 = zo]............91 contact in waarde x 0,1 s [0…65.535] ......88 Werkelijke temperatuur ............116 Waarde_Dwangsturing —...
Pagina 165
Een onderneming van de ABB- Aanwijzing groep Wij behouden ons te allen tijde het recht voor technische wijzigingen en Busch-Jaeger Elektro GmbH wijzigingen van de inhoud van dit Postbus document aan te brengen zonder 6710 BC Ede voorafgaande melding. Bij bestellingen gelden de...