Hoofdstuk 2: Installatie en montage
Aansluiten van een detectornetwerk aan een
commandomodule
Afgeschermd twisted-pair kabel, 120 ohm, zoals Belden 9841 24 AWG, moet
worden gebruikt voor alle lusverbindingen. De RS-485 A en B draden moeten door
een ferriet (meegeleverd) met een enkele lus worden gehaald (zie afbeelding 16).
De totale lengte van de verbindingskabel tussen de aangrenzende detectors in de
lus mogen niet langer zijn dan 1,2 kilometer.
De detectors worden verbonden met de RS-485 verbindingen op het
aansluitklemblok (zie afbeelding 14 en 15). RS-485 1A en 1B zijn de
signaalaansluitingen voor bus 1, en RS-485 2A en 2B zijn de
signaalaansluitingen voor bus 2. SCHERM 1 en 2 zijn de afgeschermde
aansluitingen voor respectievelijk bus 1 en 2.
Voor de commandomodule kunnen de RS-485 1A en 1B aansluitingen worden
gezien als de "verzend"lijnen en 2A en 2B als de "retour"lijnen. Voor elke
detector op de lus, kunnen de 1A en 1B aansluitingen worden gezien als de
lijnen van de vorige detector op de lus en de 2A en 2B aansluitingen de lijnen
naar de volgende detector in de lus.
Fouttolerante detectorlusconfiguratie
Afbeelding 21 toont de configuratie van een fouttolerant netwerk.
Afbeelding 21: Fouttolerante detectorlusconfiguratie
(1) Commandomodule
(2) Detector 1
(3) Detector 2
(4) Detector 127
32
Senator 200 Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek