Inhoudsopgave
Advertenties
1.4 Bediening
De bediening is in drie niveaus onderverdeeld.
Het 1e en 2e bedieningsniveau zijn zowel
voor de gebruiker als voor de vakman toe-
gankelijk. Het 3e bedieningsniveau is aan de
vakman voorbehouden.
1e Bedieningsniveau (klepje gesloten) Hier
kunnen de bedrijfstoestanden zoals de „stand-
by"-stand, programmafunctie, continue dag- en
nachtfunctie etc. worden ingesteld. (zie hoofd-
stuk .1)
2e Bedieningsniveau (klepje open) Hier kun-
nen de installatieparameters zoals ruimtetem-
peraturen, warmwatertemperaturen, verwar-
mingsprogramma's etc. worden ingesteld (zie
hoofdstuk .).
3e Bedieningsniveau (voorbehouden aan de
vakman) Dit niveau is met een code beveiligd
en mag alleen door de vakman worden ge-
bruikt. Hier worden data vastgelegd die speci-
fiek betrekking hebben op warmtepompen en
installaties (zie hoofdstuk 5 van de montage-
voorschriften).
4
Belangrijkste punten in het kort
Instellingen
Alle instellingen verlopen volgens
hetzelfde schema:
Bij het openen van het klepje wordt de ma-
nager in de programmeerstand geschakeld.
Onder in het display op de installatiepara-
meter ruimtetemp. 1 verschijnt een wijzer-
symbool. 1. Door aan de knop te draaien,
kunt u de wijzer op de installatieparameter
brengen die u wilt wijzigen.
Druk, om de waarden van de installatiepa-
rameters te wijzigen, de
-toets in. Zodra
het rode controlelampje boven de
gaat branden, kunt u met de draaiknop de
actuele waarde wijzigen.
Druk vervolgens opnieuw de
Het controlelampje gaat uit en de nieuwe
ingestelde waarde is opgeslagen. Als het
rode controlelampje boven de
na het opslaan niet uitgaat, kunnen andere
waarden bij deze parameter door het
nogmaals indrukken van de
-toets worden
gewijzigd. Pas als het rode controlelampje
uit is, kan het programmeren worden
beëindigd.
Programmeren beëindigen
Na het invoeren en opslaan van de gewens-
te parameterwijzigingen, kunt u het proces
beëindigen door het klepje te sluiten. Wilt u
echter nog meer wijzigingen uitvoeren, draai
dan aan de knop tot in het display de mel-
ding TERUG verschijnt, en druk vervolgens
de
-toets in. Zo keert u terug naar het
vorige niveau. Als het klepje met de
gesloten wordt, terwijl het controlelampje
nog brandt, keert de manager terug naar de
uitgangspositie. De gewijzigde waarde is niet
opgeslagen.
Bij de eerste ingebruikname wordt
er een installatiecontrole uitgevoerd,
d.w.z. alle voelers die op dat moment zijn
aangesloten, worden bij het opvragen op
het display weergegeven. Voelers die niet
voor het aanbrengen van de spanning zijn
aangesloten, worden door de manager niet
geregistreerd en dus niet weergegeven.
Het wijzersymbool slaat de installatiepara-
meter over.
Voorbeeld: Wanneer de voeler t.b.v. het
mengcircuit bij de eerste ingebruikname niet
is aangesloten, worden de installatieparame-
ters Stooklijn en Verwarmingprog. overge-
slagen. De waarden kunnen daardoor niet
worden geprogrammeerd.
-toets
-toets in.
-toets
-toets
Advertenties
Inhoudsopgave
