Buitenvoeler AFS 2
best.-nr.: 165339
Breng de buitenvoeler aan
op een wand op het noor-
den of noordoosten achter
de verwarmde ruimte.
Minimumafstanden:
,5 m vanaf de grond
1 m naast vensters en
deuren.
De buitentemperatuurop-
nemer kan onbeschermd worden blootgesteld
aan weersinvloeden, maar mag niet boven
vensters, deuren en luchtschachten en niet in
direct zonlicht worden geplaatst.
Montage:
Deksel afnemen
Voeler met meegeleverde schroef bevestigen
Leiding invoeren en aansluiten Deksel plaatsen
totdat het hoorbaar vergrendelt
Dompelvoeler TF 6A best.-nr.: 165342
De dompelvoeler moet in
de bijbehorende dompel-
buis van de desbetreffende
boiler worden geplaatst.
Wanneer er geen bolier
aanwezig is, moet de
dompelbuis in de retourlei-
ding van de warmtepomp
worden aangebracht.
Diameter:
Lengte:
Anlegvoeler AVF 6
best.-nr.:165341
De voeler t.b.v. het
mengcircuit moet op de
aanvoer van het mengcir-
cuit worden gemonteerd.
Aanwijzingen bij de
montage:
Buis goed schoonmaken.
Warmtegeleidingspasta
aanbrengen
Voeler met spanband
bevestigen.
4.5 Positionering temperatuuropnemer
4.5.1 MSM bij installaties met meer dan twee
warmtepompen
Bij installaties met meer dan twee warmte-
pompen moet de MSM voor aansturing van
extra warmtepompen en de bijbehorende
WP-circulatiepompen worden ingezet. Indien
geen extra, tweede mengcircuit aanwezig is,
wordt ook geen voeler op de MSM aangeslo-
ten. De op de WPM II aangesloten buiten-
temperatuuropnemer is bedoeld voor de
complete warmtepompinstallatie.
4.5.2 MSM bij installaties met een tweede
mengcircuit
Indien er voor het mengregelsysteem van de
WPM II een tweede, onafhankelijke mengcir-
cuit aanwezig is, moet de voeler van de aan-
voer mengcircuit worden aangesloten op de
MSM. Daardoor kan aan dit mengcircuit een
eigen stooklijn (stooklijn 3) met bijbehorende
temperaturen worden toegewezen.
De ingestelde waarde van de aanvoertempe-
ratuur van het mengcircuit wordt via de BUS
naar de WPM II verzonden. Deze neemt de
ingestelde maximumwaarde voor alle verwar-
mingscircuits als ingestelde waarde voor de
WP-temperatuur. Bij de ingebruikname springt
het wijzersymbool van de MSM op de instal-
latieparameter Ruimtetemp. 3. Alle instellingen
kunnen op de MSM worden uitgevoerd. (Zie
6 mm
bedieningshandleiding MSMW). Uur en dag
1 m
hoeven niet te worden ingesteld, aangezien
deze door de WPM II worden overgenomen.
4.5.3 MSM als zelfstandig mengregelsysteem
Wanneer de MSM als zelfstandig mengregel-
systeem wordt gebruikt, d.w.z. er bestaat geen
BUS verbinding naar WPM II, moeten beide
buitentemperatuuropnemers en de aanvoer
mengcircuit worden aangesloten. Door het
aansluiten van de aanvoertemperatuuropne-
mers in het mengcircuit kan aan het tweede
A
mengcircuit een eigen stooklijn (stooklijn 3)
.
met bijbehorende temperaturen (ruimtetemp.
3) worden toegewezen. Aansturing van de
WP-circulatiepompen komt dan te vervallen.
Tijd en dag moeten worden ingesteld.
4.5.4 MSM als zwembadregeling
Als de MSM als zwembadregeling wordt
gebruikt, moet er een BUS-verbinding naar de
WPM II bestaan.
Ofwel wordt de bediening met een zwem-
badvoeler, ofwel met de 30 V ingang op de
MSM tot stand gebracht. Als zwembadvoeler
kan een dompelvoeler bestel.-nr.: 16534 of
een aanlegvoeler bestel.-nr.: 165341 worden
gebruikt.
4.6 Circulatiepompen en mengkranen
Bij aansluiting dient de maximale belastbaar-
heid van de relais ( A/50 V AC) in acht te
worden genomen.
Het totale stroomverbruik van alle verbruikers
mag niet hoger liggen dan 10 A.
4.7 BUS-aansluiting
De BUS-leiding mag pas bij ingebruikname
worden aangesloten (zie paragraaf 5.1)
4.8 Afstandsbediening FE 7 stekkerver-
bindingsbord
X2. 9
X3
X2. 10
bij de MSMW
X11. 1 X11. 2 X11. 3
bij de MSMS
13