Montagehandleiding
De instructies in dit hoofdstuk zijn uitsluitend
bedoeld voor de vakman. Wij gaan uit van
een afgeronde vakopleiding en kennis van de
werking van de warmtepompmanager WPM II,
de mengventiel- en zwembadmodule MSM en
de aangesloten warmtepompen.
1 Leveringsomvang
In de dozen vindt u de componenten steeds
volgens de volgende indeling.
MSMW
best.-nr. 074519
– Wanduitvoering met voorbedrade MSM
– Kabelboom
– 1 PTC-aanlegvoeler met warmtegeleidings-
pasta
– 18 Trekontlastingen
MSMS
best.-nr. 074518
– MSM
– 1 PTC-aanlegvoeler met warmtegeleidings-
pasta
– Aansluitstekker
2 Wandmontage (MSMW)
De MSM mag uitsluitend in droge ruimtes
worden geïnstalleerd. De toegestane omge-
vingstemperatuur bedraagt 0 tot 50 °C. Met
behulp van de montagesjabloon worden de
posities van de boorgaten bepaald.
Voor de bovenste bevestiging van de behui-
zing draait u in de juiste plug een halfronde
kopbout met een diameter van 4 mm zover
naar binnen dat de behuizing net kan worden
ingehaakt. Daarna kan de behuizing met twee
extra schroeven met een diameter van 4 mm
in het onderste deel van de behuizing
worden vastgeschroefd.
Neem bij de montage de voorge-
schreven afstand van ten minste 1 m
ten opzichte van de warmtepomp in acht.
1
voor de vakman
3 Montage schakelkast
(MSMS)
Bij de montage van de schakelkast moet u de
bijbehorende voorschriften in acht nemen.
Let met name op de scheiding van net- en
laagspanning.
Uitsparing instrumentenpaneel volgens
DIN 43700
4 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting dient te geschieden
volgens het bijgevoegde schema. De MSM
moet zo worden aangesloten, dat er altijd een
alpolige ontkoppeling van het net kan plaats-
vinden met minimaal 3 mm scheiding.
Hiertoe kunnen relais, zekeringen, aardlekscha-
kelaars enz. worden gebruikt. Voor de mon-
tage hiervan, dient het toestel alpolig van het
net gescheiden te zijn.
4.1 Elektrische leidingen
De kabeldoorvoeropeningen op de wand-
behuizing zijn geschikt voor vaste en flexibele
leidingen met een buitendiameter van 6 tot
1 mm.
BUS-leiding: J-Y (St) x x 0,8
Alle leidingen moeten direct onder de wand-
behuizing met een trekbelasting volgens de
voorschriften op de wand worden bevestigd.
Verder moeten de meegeleverde sluitwig-
gen worden gebruikt om de leidingen in de
behuizing vast te zetten.
Zorg bij installatie van de BUS-
leiding, de netaansluitleiding en de
voelerleidingen dat deze gescheiden liggen.
4.2 Zekeringen
In de wandbehuizing en in de MSM zijn geen
zekeringen voor de aangesloten verbruikers
aangebracht.
Via de aansluiting L* resp. pomp L kan een
zekering voor de aangesloten verbruikers
worden tussengeschakeld (zie aansluitschema
warmtepomp).
4.3 Netaansluiting
Zorg er bij aansluiting van de netspanning
voor dat deze volgens de voorschriften van
de veiligheidsaarddraad (geldt alleen voor
MSMW) plaatsvindt. Net- en laagspanning zijn
constructief gescheiden in de wanduitvoering
ondergebracht. Handhaaf deze scheiding bij de
installatie! De voeler en de BUS-leiding moe-
ten ruimtelijk gescheiden van netleidingen met
een spanning van 30/400 V worden gelegd.
De bedrading mag parallel worden aangelegd.
4.4 Temperatuuropnemer
De bij de MSM meegeleverde temperatuur-
opnemers beschikken allemaal over dezelfde
temperatuur-weerstandswaarden volgens
onderstaande tabel:
Weederstand in Ω
Temperatuur in ° C
– 0
– 10
0
10
0
5
30
40
50
60
70
80
90
100
Montage van de temperatuuropnemer is
cruciaal voor een goede werking van de
verwarmingsinstallatie.
Daarom moet u altijd de volgende punten in
acht te nemen.
– Goede koppeling van de temperatuur-
opnemer (aanlegvoeler alleen op rechte
leidingen aanbrengen)
– Warmtegeleidingspasta over volledige op-
pervlak aanbrengen
– Aanlegvoeler goed isoleren
– Zorgen voor trekontlasting van voelerlei-
dingen
Onder de installatieparameter Info temp. kan
door het opvragen van de bijbehorende tem-
peratuurwaarde gecontroleerd worden of de
koppeling naar en verbinding met de manager
correct is.
1367
1495
1630
177
19
000
080
45
417
597
785
980
318
339