5
Zomerbedrijf
Onder de parameter ZOMERBEDRIJF kan
worden vastgelegd worden vanaf welk tijdstip
de verwarmingsinstallatie naar het zomerbe-
drijf moet overschakelen. Het zomerbedrijf
kan in- of uitgeschakeld worden. In totaal
zijn er twee verstelbare parameters voor de
functie.
Via de parameter BOUWWIJZE kan worden
gekozen voor het vergelijken van de actuele
buitentemperatuur met de ingestelde buiten-
temperatuur (instelling 0), of voor het bepalen
van een gemiddelde temperatuurwaarde,
afhankelijk van de bouwwijze (instelling 1, en
3), van de buitentemperatuur. In beide geval-
len schakelen, als de actuele of de vastgelegde
buitentemperatuur ³ de ingestelde buiten-
temperatuur is, de twee verwarmingscircuits
(indien voorhanden) naar het zomerbedrijf
(terugschakelhysterese -1 K).
In het display wordt bij gesloten klepje het
zomerbedrijf weergegeven.
Bij vaste-waardenregeling is het zomerbedrijf
voor het 1e verwarmingscircuit niet actief.
Parameter BUITENTEMPERATUUR:
Instelbare buitentemperatuur 10 °C tot 30 °C.
Parameter bouwwijze:
Instelling „0": geen demping van de buiten-
temperatuur. De gemiddelde en de van de
bouwwijze afhankelijke buitentemperatuur zijn
gelijk aan de actuele buitentemperatuur; di-
recte vergelijking tussen ingestelde en actuele
buitentemperatuur.
Instelling „1": Lichte demping (4 uur vorming
van gemiddelde waarde) van de buitentem-
peratuur, bijv. houtconstructie met snelle
warmtedoorgang.
Instelling „": Gemiddelde demping (48 uur
vorming van gemiddelde waarde) van de
buitentemperatuur, bijv. muur met warmte-iso-
latie met gemiddelde warmtedoorgang.
Instelling: „3" Sterke demping (7 uur vorming
van gemiddelde waarde) van de buitentempe-
ratuur, huis met langzame warmtedoorgang.
Vaste waarde pool
6
Vaste temperatuur
6 Vaste waarde pool Vaste temperatuur-
waarde Zodra een zwembadverzoek actief
is, wordt de warmtepomp in combinatie met
de WP-circulatiepomp op de ingestelde vaste
waarde gezet (wordt bij WPM II onder Info
temp. 11 aangegeven). Beide pompuitgangen
evenals de primaire en secundaire pomp wor-
den ingeschakeld. Zodra de vaste waarde
bereikt is, wordt de warmtepomp met de bij-
behorende pomp uitgeschakeld. De primaire
en secundaire pomp blijven in bedrijf totdat
aan de inschakelvoorwaarde voor het zwem-
badverzoek is voldaan.
18
7
Hysterese–Pool
Zodra een zwembadverzoek actief is, wordt
de warmtepomp in combinatie met de WP-
circulatiepomp op de ingestelde vaste waarde
gezet (wordt bij MSM onder Info temp. 11
weergegeven). Beide pompuitgangen evenals
de primaire en secundaire pomp worden
ingeschakeld. Zodra de vaste waarde bereikt
is, wordt de warmtepomp met de bijbeho-
rende pomp uitgeschakeld. De primaire en
secundaire pomp blijven in bedrijf totdat aan
de inschakelvoorwaarde voor het zwembad-
verzoek is voldaan.
Mengventiel–Max
8
Maximale aanvoertemperatuur in
het mengcircuit
Instelbereik 0 °C tot 90 °C.
Deze instelling begrenst de aanvoertempera-
tuur van het mengcircuit. Wanneer er bijv. aan
de hand van de gegevens van het mengcircuit
een hogere ingestelde waarde van de aan-
voertemperatuur wordt berekend, wordt voor
de regeling de max. ingestelde waarde van de
aanvoertemperatuur gebruikt en wordt op
deze waarde geregeld.
9
Loopt-Menkl
Looptijd mengkraan
Instelbereik 60 tot 40.
Met deze instelling kan het gedrag van de
mengkraan worden aangepast. De instelling
60 tot 40 betekent een regelafwijking van
6 K tot 4 K. De bemonsteringsfrequentie
bedraagt 10 sec. en de minimale inschakelduur
voor de mengkraan bedraagt 0,5 sec. Binnen
de dode zone van ±1 K van de ingestelde
waarde reageert de mengkraan niet.
Voorbeeld voor de instelling 100 = 10 K (zie
onderstaande afbeelding).
De regelafwijking (ingestelde temperatuur
mengcircuit - werkelijke temperatuur mengcir-
cuit) bedraagt 5 K.
De mengkraan gaat gedurende 5 sec. open,
sluit vervolgens, maakt een pauze van 5 sec.
en begint weer opnieuw. Conclusie:
De regelafwijking (ingestelde temperatuur
mengcircuit
–
werkelijke temperatuur meng-
circuit) bedraagt 7,5
K. De mengkraan gaat gedurende 7,5 sec.
open, sluit vervolgens, maakt een pauze van
,5 sec. en begint weer opnieuw.
Conclusie: hoe kleiner de regelafwijking, hoe
korter de nschakelduur van de mengkraan en
hoe langer de pauzeduur. Als bij gelijke regel-
afwijking de waarde LOOPT-MENGKL wordt
verkort, dan wordt de inschakelduur steeds
langer en de pauze steeds korter.
Voorbeeld voor de instelling 100 en een
actuele regelafwijking van 5 K
5 K van 10 K = 50 % =
inschakelduur
Instelling 100 =
Einstellung 100 =
Regelabweichung 10 K
Regelafwijking 10 K
± 1 K
Regelafwijking 5 K
Regelabweichung 5 K
Regelabweichung (K)
Regelafwijking (K)
10
FE-correctie
Met deze parameter kan de gemeten kamer-
temperatuur worden gekalibreerd.
11
Ruimte invloed
Voor afstandsbediening FE 7
Standaardinstelling 5 in te stellen van -- via 0
tot 0 streepjes (- - - -) in de weergave:
Bij aangesloten afstandsbediening FE 7 heeft
de ruimtetemperatuuropnemer als enige func-
tie het registreren en weergeven van de wer-
kelijke ruimtetemperatuur. De opnemer heeft
geen invloed op de regeling. Bij de instelling „0
tot 0" kan de ingestelde ruimtetemperatuur
voor het verwarmingscircuit op de afstands-
bediening FE 7 met ± 5 K worden versteld.
De afstandsbediening kan alleen de actuele
verwarmtijd wijzigen, niet de nachtinstel-
lingstijd. Tegelijkertijd dient de instelling „0 tot
0" voor de besturing van de ruimtegeleide
nachtinstelling. Dat betekent dat de verwar-
mingscircuitpomp bij de omschakeling van de
verwarmingsfase naar de nachtverlagingsfase
wordt uitgeschakeld. De pomp blijft uitgescha-
keld totdat de werkelijke ruimtetemperatuur
voor het eerst onder de ingestelde
ruimtetemperatuur komt. Vervolgens wordt
er, afhankelijk van de buitenomstandigheden,
verder gereguleerd. Als de ruimtetemperatuur
betrokken moet worden in de regeling, dan
moet de invloed van de ruimtetemperatuur-
opnemer op een waarde van = worden
ingesteld.
De invloed van de ruimtetemperatuuropne-
mer heeft hetzelfde effect als de buitenvoeler
op de retourtemperatuur, alleen is het effect
met de ingestelde factor tot 0 keer zo
groot.