Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Copeland ZXMY-020E Gebruiksrichtlijnen pagina 23

Voor buitenopstelling met a2l/a1 koudemiddelen
Inhoudsopgave

Advertenties

Temperatuurregeling met behulp van een externe kamerthermostaat (niet beschikbaar op ZXDY
aggregaten)
De temperatuur van een koelruimte of een koelmeubel kan geregeld worden met behulp van een externe
kamerthermostaat (Digitale Input DI3, parameter R07).
De parameters die moeten veranderd worden om een koelmeubel of koelkamer te regelen met behulp
van een kamerthermostaat zijn te vinden in Tabel 13 hierbeneden.
Met deze instelling zal de regelaar de compressor schakelen al naargelang de status van de
kamerthermostaat:
als de ingang gesloten is, de compressor wordt ingeschakeld (Aan-Uit-compressor)
als de ingang open is, de compressor word uitgeschakeld (Aan-Uit-compressor)
Parameter
Beschrijving
Compressor regeling
C05
sensor selectie
Gebruik
G56
magneetventiel in de
vloeistofleiding
Digitale Input 3
R07
Functie
Digitale Input 3
R08
Polariteit
Tabel 14: Kamer thermostaat externe temperatuur - Parameters
Regelbare persgasdruk limiet
De regelaar heeft specifieke parameters waarmee het mogelijk is met een instelbare persgasdruk het
aggregaat af te schakelen.
Parameter
Beschrijving
Condensor temperatuur / Druk limiet
E58
voor een hoog alarm
Condensor temperatuur / Druk limiet
E61
voor een herstel van het alarm
Tabel 15: Persgasdruk limiet
Werking bij lage omgevingstemperaturen
Lage omgevingstemperaturen kunnen aanleiding geven tot het niet naar behoren functioneren van het
expansieventiel door een onvoldoend drukverschil. Hierdoor kan het koelaggregaat worden uitgeschakeld
bij het opstarten. Voor een goede werking van het expansieventiel te verzekeren moet het aggregaat een
voldoende lange tijd kunnen werken om een voldoende condensordruk op te bouwen.
Bij lage omgevingstemperatuur zal de compressor een voldoende lange tijd moeten werken om stabiele
systeemdrukken te bekomen. Als het koelaggregaat beneden een ingestelde buitentemperatuur in
werking wordt gesteld (omgevingstemperatuur < C12) of er is een fout met de omgevingstemperatuur, zal
de compressor voor een bepaalde tijd moeten werken (C14) als de start er gekomen is door een lage
zuiggasdruk meting.
Het aggregaat zal worden aangeschakeld voor een bepaalde tijd in de volgende gevallen:
de kamerthermostaat ingang is gesloten;
het inschakelpunt van de thermostaat in de te koelen ruimte is bereikt;
de zuiggasdruk ingang is gesloten.
Het aggregaat zal altijd starten in deze gevallen ook als is de parameter G56 op "waar" gezet, dit wil
zeggen, de kamerthermostaat of de thermostaat van de te koele ruimte controleert het magneetventiel in
de vloeistofleiding.
Als de druk beneden de ingestelde waarde komt of de lagedruk ingang open gaat zal het koelaggregaat
blijven werken voor de ingestelde minimum tijd (C14) of tot er een accepteerbare condensordruk is bereikt
(C13).
Als de zuigdruksensor aanwezig is en de zuiggasdruk gaat onder de ingestelde waarde (C15) gedurende
de ingestelde minimum tijd (C14), zal ondanks de timer de compressor worden uitgeschakeld om hem te
beschermen tegen vacuüm werking. Parameter (C15) is dus de laatste parameter die de compressor zal
beschermen.
AGL_Unit_ZX_A2L_A1_NL_Rev01
Fabrieks
Aanbevolen instellingen /
instellingen
Bemerkingen
1 = Zuigdruk sensor
Zuigdrukschakelaar / Kamerthermostaat
= SuP
ingang = 3 = dIS
NO >> Als er een magneetventiel in de
vloeistofleiding is, kijk naar het hoofdstuk
NO
2.15 "Pompdown functie" voor de
instelling van de parameters
0 = Niet in gebruik
Zuigdrukschakelaar / Kamerthermostaat
= nu
ingang = 1 = SuS
1 = Gesloten = CL
1 = Gesloten = CL (geen verandering)
Fabrieksinstelling
22.3 bar
18.3 bar
18
Aanbevolen
instelling
Gewenste waarde
Gewenste waarde

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave