7
BEDIENING
7.3
BEDIENINGSPROCEDURE
1.
Onder geen enkele omstandigheid mag de motor worden gestart zonder dat de bediener op de tractor zit.
2.
De tractor en de hulpstukken mogen niet worden bediend wanneer sprake is van loszittende, beschadigde of
ontbrekende onderdelen. Indien mogelijk dient te worden gemaaid wanneer het gras droog is.
3.
Maai eerst een proefgebied om volledig vertrouwd te raken met de werking van de tractor en de
bedieningshendels.
OPMERKING: Teneinde beschadiging van kooi en ondermes te voorkomen, mogen de kooien nooit
worden bediend wanneer ze geen gras maaien. Er is dan namelijk sprake van overmatige
frictie en warmteontwikkeling tussen kooi en ondermes waardoor de snijrand wordt
beschadigd.
4.
Inspecteer het gebied om de beste en veiligste werkprocedure te bepalen. Betrek hierbij de grashoogte,
het type terrein en de conditie van het oppervlak in uw overwegingen. Ieder gebied vereist zijn eigen
afstellingen en voorzorgsmaatregelen.
5.
Grasuitworp mag nooit op omstanders zijn gericht. Er mag zich tijdens het werk niemand in de buurt van
de machine bevinden. De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor letsel dat door omstanders wordt
opgelopen en/of beschadiging van hun eigendom.
6.
Wees voorzichtig tijdens het maaien in de buurt van grind (wegen, parkeerplaatsen, karrensporen enz.). Door
hulpstukken weggeworpen stenen kunnen omstanders ernstig letsel toebrengen en/of de machine
beschadigen.
7.
Schakel de aandrijfmotoren uit en breng de hulpstukken omhoog tijdens het oversteken van paden of wegen.
Let goed op het aankomend verkeer.
8.
Na het raken van een obstructie of als de machine abnormaal begint te trillen, dient onmiddellijk te worden
gestopt voor een nadere inspectie. Ingeval van beschadiging of een defect, dient de machine te worden
gerepareerd alvorens het gebruik ervan wordt voortgezet.
Z
Om persoonlijk letsel te helpen voorkomen,
dient altijd een veiligheidsbril te worden
gedragen, evenals leren werkschoenen of
laarzen, een helm en oorbescherming.
Z
Ruim vóór het maaien al het afval weg dat
u kunt vinden. Ga een nieuw gebied
voorzichtig binnen en handhaaf altijd
snelheden waarbij u complete controle over
de tractor kunt houden.
WAARSCHUWING
Voordat wordt begonnen met schoonmaken,
bijstellen of reparatie van de machine,
moeten
alle
aandrijvingen
uitgeschakeld en de hulpstukken op de
grond worden neergelaten. Verder moet de
parkeerrem worden aangetrokken, de motor
worden stilgezet en de contactsleutel
worden verwijderd, teneinde mogelijk
lichamelijk letsel te voorkomen.
JACOBSEN G-PLEX III Serie: FH & FJ
VEILIGHEID, BEDIENING &
ONDERHOUDSHANDLEIDING
worden
nl-25