8
KLAARMAKEN
Als de cilinders te snel dalen of niet juist
gesynchroniseerd zijn, moeten ze
dienovereenkomstig worden afgesteld.
Met de bovenste klep aan de achterkant van
de machine (zie fig. 8.4.2) kunt u de snelheid
waarmee de centrale maaieenheden worden
geheven, aanpassen.
Met de onderste klep aan de achterkant (zie
fig. 8.4.2) kunt u de snelheid waarmee de
centrale maaieenheden worden neergelaten,
aanpassen.
Met de klep onder het accudeksel (zie fig.
8.4.3) kunt u de snelheid waarmee de voorste
maaieenheiden worden neergelaten,
aanpassen.
Als het niet mogelijk is de volgorde van de
achterste maaieenheid juist te krijgen, kan dit
komen doordat de maaieenheden aan de
zijkant te langzaam dalen. Probeer de
snelheid van het dalen iets op te voeren.
7.
Zodra de maaieenheden juist heffen en dalen,
draai elk van de koploze schroeven aan die
zich op de kleppen bevinden, om de
instellingen vast te zetten. Controleer de druk
opnieuw zoals in stap 5 is beschreven en stel
af indien nodig.
8.
Verwijder ten slotte de drukmeter die in stap 1
werd aangebracht.
nl-34
JACOBSEN G-PLEX III Serie: FH & FJ
VEILIGHEID, BEDIENING &
ONDERHOUDSHANDLEIDING