10 - POMP VERVANGEN, BEVEILIGINGSINRICHTINGEN VAN DE UNIT
10.1 - Pomp vervangen
Ga als volgt te werk als de waterpomp moet worden vervangen:
■ Schakel de elektrische voeding van de unit uit.
■ Open/verwijder het/de toegangspane(e)l(en)
■ Ontkoppel de elektrische aansluitingen van de pomp.
■ Tap het water van de hydromodule volledig af.
■ Zet de leidingverbindingen 1 en 3 los.
■ Verwijder de vier bevestigingsschroeven van de pomp 2.
■ Vervang de pomp.
■ Monteer de bevestigingsschroeven van de pomp 2.
■ Zet de leidingverbindingen 1 en 3 vast.
■ Sluit de elektrische aansluitingen van de pomp aan.
■ Schakel de elektrische voeding van de unit in.
■ Controleer via het in het achterpaneel of de pomp in de goede
richting draait.
■ Monteer het toegangspaneel aan de zijkant weer.
C
B
Leidingverbinding
C
Schroeven
10.2 - Veiligheidsinstructies voor de
beveiligingsinrichtingen
Koudemiddelzijde
Hogedrukschakelaar
Extern overdrukventiel
(3)
Breekplaat
Smeltveiligheid
Warmteoverdracht
(vloeistofzijde)
Externe veerveiligheid
(1) Geclassificeerd voor de bescherming in normale bedrijfssituaties.
(2) Geclassificeerd voor de bescherming in abnormale bedrijfssituaties.
De toebehoren zijn berekend voor een brand met een thermische flux van 10kW/
m². Binnen een afstand van 6,5 m van de unit mogen zich geen brandbare
stoffen bevinden.
(3) De kortstondige overdrukbegrenzing van 10% van de bedrijfsdruk geldt niet
voor deze abnormale bedrijfssituatie.
De insteldruk mag hoger zijn dan de ontwerpdruk. In dit geval zorgt de
ontwerptemperatuur of de hogedrukschakelaar ervoor dat de bedrijfsdruk niet
wordt overschreden in normale bedrijfssituaties.
(4) De keuze van deze overstortventielen wordt overgelaten aan de personen die
verantwoordelijk zijn voor de voltooiing van de waterinstallatie.
B
B
Veiligheidsventiel bij
Beveiliging
(1)
externe brand
X
X
X
X
(4)
(4)
10.3 - Beschrijving van de
beveiligingsinrichtingen van de unit
De unit bevat de volgende beveiligingsinrichtingen:
■ Interne compressorbeveiliging.
■ Interne thermische beveiliging van de ventilatormotor (unit
groottes 26, 33 en 40kW).
■ Hoofdschakelaar.
■ T h e r m o m a g n e t i s c h e r e g e l i n g e n b e v e i l i g i n g v a n
verwarmingselementen.
■ Thermomagnetische beveiliging van de ventilator (unit groottes
17, 21 en 40kW).
■ Ontdooithermostaat.
■ Storingsdetector voor de temperatuur- en druksensoren.
■ Hogedrukschakelaar: deze beveiligt de unit tegen overmatige
condensatiedruk.
■ De hogedrukschakelaar is in de fabriek ingesteld en is niet
verstelbaar.
Het apparaat stopt door de in werking komen van de hogedruk
alarmdrempel, voordat de hogedrukschakelaar in werking komt.
Deze functie wordt verzorgd door de elektronische regeling via
een drukopnemer.
■ Lagerdrukschakelaar: Deze functie wordt verzorgd door de
elektronische regeling via een drukopnemer.
Alleen op apparaten met hydromodule.
■ Pompmotor:
- Externe thermische beveiliging (unit groottes 17 tot 33 kW)
- Thermomagnetische beveiliging (alleen unit grootte 40 kW).
10.4 - Tabel III: Instellingen drukschakelaar
Hogedrukschakelaar (017 tot 033)
Hogedrukschakelaar (040)
LET OP: Door een verandering van de fabrieksinstellingen
anders dan het ontwerpsetpoint, zonder toestemming van de
fabrikant, kan de garantie vervallen.
Voor gebruik van een andere dan de fabrieksconfiguratie,
moet toestemming worden gevraagd aan Carrier Service voor
het veranderen van de configuratie van het Pro-Dialog+
systeem.
(2)
10.5 - Functioneringsgrenzen 30RB
Deze units zijn ontworpen om de werken binnen de volgende
functioneringsgrenzen:
Verdamper
Waterintredetemp. (bij opstarten)
Wateruittredetemp. (in bedrijf )
Condensor
Luchtintredetemperatuur
(1) Neem contact op met Carrier voor een waterintredetemperatuur onder 7,8 °C.
(2) Bij lage temperatuur toepassingen, waar de uittredetemperatuur van het water
lager is dan 5 °C, moet een antivries-oplossing worden toegevoegd.
Uitschakeling
Resetten
44 bar
Handmatig
44,2 bar
Automatisch
Minimum
Maximum
°C
7,8
30
(1)
°C
5
(2)
18
Minimum
Maximum
°C
-10
48
19