3
Reinig de inktpatroonhouder
a. Zorg dat u zich op ooghoogte met de printer bevindt.
b. Kijk waar de houder van de inktpatronen zich bevindt en
zoek de drie zwarte, hoekige haakjes aan de onderzijde
van de houder.
c. Veeg met schone, bevochtigde wattenstaafjes de vlakke
(donkere) oppervlakken af aan de onderzijde van elk van
de haakjes. Doe dit van achteren naar voren. Herhaal dit
totdat er geen inktresten meer op een schoon staafje
achterblijven.
4
Reinig het servicestation
a. Reinig de rand van het sponsbakje met een schoon,
bevochtigd wattenstaafje.
b. Verwijder alle inkt en vezels van de bovenzijde van de
spons. Als de spons boven de rand uitsteekt, duwt u deze
onder de rand met het wattenstaafje.
c. Reinig wisser 1 en het bovenvlak van dop 1 met een
schoon, bevochtigd wattenstaafje.
Oefen bij het reinigen van de patroondoppen
Let op
slechts lichte druk uit. Te grote druk kan de doppen
van hun plaats brengen, wat de inktpatronen zou
kunnen beschadigen.
d. Reinig wisser 2 en het bovenvlak van dop 2 met een
schoon, bevochtigd wattenstaafje.
Dop 2
Wisser 2
Dop 1
Wisser 1
Spons
Rand
61