7
Lijn de inktpatronen uit. Zie "De inktpatronen uitlijnen" op
pagina 63 voor instructies.
8
Selecteer in de tab
Instelling
HP Afdrukinstellingen een fotopapier als de papiersoort.
(See "Het dialoogvenster HP Afdrukinstellingen openen" op
pagina 26.)
9
Zorg dat de afdrukkwaliteit
HP fotopapier selecteert, wordt deze optie automatisch
geselecteerd.
10
Activeer
HP
Fotocassette.
11
Laad het papier zoals bij normaal afdrukken.
Zorg dat het papier met de afdrukzijde omlaag in de lade
wordt geplaatst.
Afdrukzijde omlaag
van het dialoogvenster
Beste
is geselecteerd. Als u een
12
Druk het document af.
Voor de beste resultaten verwijdert u elk vel meteen nadat
het is afgedrukt en laat u het drogen met de afdrukzijde
omhoog. (De droogtijd varieert afhankelijk van de
vochtigheid.)
Als u klaar bent met afdrukken, vergeet dan het
volgende niet:
•
Als u speciaal papier heeft gebruikt, neemt u het uit de
INVOERlade en vervangt u het door het papier dat u voor de
volgende afdruktaak wilt gebruiken.
•
Verwijder de fotopatroon en vervang deze door de zwarte
inktpatroon. Bewaar de fotopatroon in de patronendoos.
•
Geef in de software de juiste instellingen op voor het papier
dat u voor de volgende afdruktaak gebruikt.
39