Voor installaties die uit twee lijnen bestaan, is het aanbevolen om één lijn tegelijk in dienst te stellen, te beginnen met de
lijn met de laagste afstelling, de zogenaamde "reservelijn". Voor deze lijn wijken de afstellingswaarden van de toestellen
uiteraard af van de waarden aangegeven in de tabellen 8 en 9.
Vooraleer de regelaar in dienst te stellen, is het noodzakelijk om te controleren of alle afsluitkleppen (inlaat, uitlaat,
eventuele by-pass) gesloten zijn en of het gas voldoende op temperatuur is, zodat er geen storingen tijdens de werking
ontstaan.
5.3 INBEDRIJFSTELLING VAN DE REGELAAR MET GEÏNTEGREERDE BLOKKEERKLEP SB/82 (AFB. 20)
Indien er op de lijn ook een afblaasklep aanwezig is, raadpleegt u par. 3.1 voor de desbetreffende controle.
De interventie van het blokkeersysteem 7 controleert u en stelt u als volgt af:
A) Voor blokkeersystemen verbonden op de leidingen erna via de driewegsomstelklep "push" 11 handelt u als volgt (afb. 21):
- op de weg C sluit u een gecontroleerde hulpdruk aan;
- stabiliseer deze druk op de afstellingswaarde die voor de regelaar is bepaald;
- steek de refentiepin 2 in de inkeping en druk de knop 1 volledig in;
- deblokkeer het blokkeersysteem via de voorziene hendel;
- houd de knop 1 ingedrukt:
•) voor veiligheidsvoorzieningen die in werking treden bij maximale druk: verhoog de hulpdruk langzaam en controleer de
interventiewaarde. Indien nodig verhoogt u de interventiewaarde door de regelknop 14 rechtsom te draaien; draai in de
andere richting om de interventiewaarde te verminderen.
•) voor veiligheidsvoorzieningen die voorzien zijn om de druk te verhogen en te verminderen: verhoog de hulpdruk langzaam
en noteer de interventiewaarde. Breng de druk opnieuw op de afstellingswaarde van de regelaar en voer de handeling uit
om de blokkering te deblokkeren. Controleer de interventie voor drukverlaging door de hulpdruk langzaam te verminderen.
Indien nodig moet u de interventiewaarden voor druktoename of drukafname verhogen door respectievelijk de knoppen 14
of 15 rechtsom te draaien. Draai in de andere richting om de interventiewaarden te verminderen;
- controleer de goede werking door de interventies minstens 2-3 maal te herhalen.
TECHNISCHE HANDLEIDING MT103
Afb. 19 - Stelschroef 20./...
28