WAARSCHUWING
Om waterlekkage bij de bevochtigingstray te voorkomen, bij de eerste start de
drukreduceerklep instellen op een minimale waarde en de waterkraan in de
eenheid sluiten.
Controle van de werking
Bij het starten van het systeem controleren of het automatische bevochtigingssysteem
correct werkt. Ga als volgt te werk:
a) de drukreduceerklep instellen op een minimale waarde en de waterkraan in de eenheid sluiten (zie
hierboven);
b) bij werkende eenheid de vochtinstelwaarde verhogen, zodat bevochtiging wordt gevraagd (opmerking:
de ingestelde koelruimtetemperatuur moet zijn bereikt);
c) controleer de werking van de verwarming van de bevochtiger;
d) bij een lege tray leeg en werkende verwarming, controleren of de watermagneetklep water doorlaat;
e) draai de waterkraan langzaam open, laat voldoende water uitstromen maar wel langzaam;
f)
is de kogel van de bevochtigingsthermostaat ondergedompeld, controleren of de klep wordt
uitgeschakeld.
Controleer periodiek of geen extreme kalkafzetting aanwezig is bij de verwarming van de bevochtiger en
op de kogel van de thermostaat, waardoor:
a) de verwarming van de bevochtiger kan doorbranden,
b) de bevochtigingsthermostaat defect kan raken, met een ongecontroleerd waterniveau in de tray als
gevolg.
Bij kalkafzettingen de betreffende onderdelen reinigen met een speciaal in de handel verkrijgbaar
ontkalkingsmiddel.
WAARSCHUWING
Reinigingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als de eenheid is uitgeschakeld.
8 ELEKTRISCHE BESTURING
8.1 Bedieningspaneel
Voor het weergeven en aanpassen van het gewenste
temperatuurinstelpunt. (SET_TEMP)
Voor
het
weergeven
vochtigheidsinstelpunt (SET_RH). In de programmeermodus wordt een
parameter geselecteerd of een bediening bevestigd.
In de programmeermodus bladeren door de parametercodes of
verhogen van de weergegeven waarde.
In de programmeermodus bladeren door de parametercodes of
verlagen van de weergegeven waarde.
Bij het 3 s ingedrukt houden start het ontdooien. Het
instrument AAN of UIT schakelen.
23
en
instellen
van
het
gewenste