Pagina 1
TOUCH- BESTURING GEBRUIKS- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES...
Pagina 2
INHOUDS OPGAVE Veiligheidsaanbevelingen Tabel met waarschuwings- en instructielabels Beschrijving van de eenheid Gebruik Verplaatsen Installatie 6.1 Labels 6.2 Afmetingen 6.3 Locatie 6.4 Vrije ruimte 6.5 Installatie 6.6 Monteren van afstandsbedieningspaneel 6.7 Veiligheidsinrichtingen 6.8 Reiniging Aansluiten van de eenheid 7.1 Elektrische aansluitingen 7.2 Aansluitingen voor watersysteem Elektrische besturing 8.1 Bedieningspaneel...
Pagina 3
Dank u voor het kiezen voor Uniblock. Graag deze instructies zorgvuldig lezen. Ze geven details en advies m.b.t. correcte installatiemethoden, gebruik en onderhoud van deze eenheid voor het waarborgen van maximale betrouwbaarheid, rendement en lange levensduur. 1 VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN Bij het installeren en gebruik van de eenheid, graag de onderstaande aanbevelingen opvolgen. Installatiewerkzaamheden moeten strikt volgens de schema's en instructies van de fabrikant worden uitgevoerd.
Pagina 4
2 Tabel met waarschuwings- en instructielabels Productiejaar ZANOTTI eenheidcode Serienummer Spanning Opgenomen vermogen tijdens bedrijf Max. opgenomen vermogen Opgenomen vermogen tijdens start Nominaal vermogen van compressor Koudemiddel: Type, hoeveelheid 10) Massa van de eenheid 11) Nummer elektrisch schema Koudemiddel Condensafvoerleiding Let op: hete of koude onderdelen Let op: uitschakelen voor werkzaamheden aan de eenheid.
Pagina 5
Beschrijving van de eenheid De GM-serie omvat luchtgekoelde of watergekoelde (optioneel) condensoreenheden op basis van het enkelblokprincipe. Ze bestaan uit: 1. een condensoreenheid wordt geplaatst buiten de koelruimte; 2. een geïsoleerd paneel (optioneel) voor installatie door de wand in plaats van portaalinstallatie; 3.
6 Installatie 6.1 Labels De eenheid wordt geleverd met waarschuwingslabels zoals opgegeven in de betreffende tabel. 6.2 Afmetingen 6.3 Locatie Voor een optimale werking van de eenheid als volgt te werk gaan: A) Plaats de eenheid in een goed geventileerde ruimte, uit de buurt van warmtebronnen.
Pagina 7
6.5 Installatie Portaalversie: voor het monteren van de eenheid de openingen en gaten in de wand van de koelruimte maken, zie de afbeelding. De eenheid bevestigen met de juiste schroeven. Positioneer de eenheid in de koelruimte, de verdamperafvoerraansluiting en het gat in de koelruimtewand aansluiten op de al ingestoken verwarming met de meegeleverde aansluitmaterialen (alleen voor lage-temperatuureenheden).
6.6 Monteren van afstandsbedieningspaneel (optioneel): Monteer de achterplaat op de muur, gebruik de voorgeboorde gaten. Zorg dat het paneel in verticale positie blijft. Monteer de aansluitkabel tussen paneel en eenheid, zorg dat deze niet wordt gebundeld met andere kabels. LET OP Maximale afstand tussen paneel en eenheid is 10 m.
Veiligheids- inrichtingen mechanische veiligheidsinrichtingen De volgende worden meegeleverd: Vaste beschermingen aan de bovenkant en zijkant voor verdamper en condensoreenheid, gemonteerde met borgende schroeven. Externe ventilatorbeschermingen op de verdamper- en condensoreenheden, bevestigd met schroeven. elektrische veiligheidsinrichtingen De volgende worden meegeleverd: Beveiliging van ventilatoren (behoren bij motor) tegen overbelasting, met een automatische reset.
Pagina 10
De eenheid aansluiten, hierbij rekening houden met de kleuren van de aansluitkabels: a) 230V/1/50-60Hz Geel/groen = aarde draden Bruin = fase b) 230V/3/50-60Hz Grijs = fase draden Geel/groen = aarde Bruin = fase Zwart = fase c) 400/3/50 Hz Blauw = nul Geel/groen = aarde Bruin = fase Grijs = fase...
Aansluiting met watersysteem watercondensor Deze aansluiting is nodig als de eenheid een watergekoelde condensor heeft. Dit gebeurt volgens de markeringen op de labels bij de inlaat- en uitlaatpijpleidingen. De aangesloten pijpleidingen mogen nooit kleiner zijn dan de diameter van degene op de eenheid.
ONTDOOIEN Minimaal 3 sec ingedrukt houden Activeert de handmatige ontdooifunctie BLOKKERING PARAMETERWIJZIGING De 2 toetsen minimaal 3 seconden tegelijk ingedrukt houden voor het blokkeren van de toegang tot het programmeermenu. De bovenstaande procedure herhalen, voor het opheffen van de toetsenbordblokkering. 8.2 Pictogrammen display ALARMEN Permanent aan:...
Pagina 13
Controles, voorschriften en instellingen Voor het inschakelen van de eenheid controleren - alle borgschroeven zijn aangehaald - de elektrische aansluitingen correct zijn uitgevoerd. Mocht de eenheid geopend zijn geweest: - geen gereedschap achtergebleven - correct samengebouwd - geen gaslekkages - frontpaneel stevig bevestigd 9.1 Starten Als volgt te werk gaan voor het starten van de eenheid: Sluit de eenheid aan op de netvoedingsspanning.
Onderhoud en reparaties Passend onderhoud is cruciaal voor een levensduur, uitstekende bedrijfsomstandigheden en een hoog rendement van de eenheid, evenals voor het waarborgen van de door de fabrikant geleverde veiligheidsvoorzieningen. Routine-onderhoud Voor een probleemloos bedrijf van de eenheid moet de condensor periodiek worden gereinigd (reinigingsfrequentie is afhankelijk van de installatieomgeving van de eenheid).
Pagina 15
defecte ontdooiverwarming (in modellen met elektrisch ontdooien); onjuiste werking van ontdooiproces. In dit geval kunnen enkele maatregelen worden getroffen: verhoog de eindtemperatuur voor het ontdooien enkele graden, verhoog het aantal ontdooicycli. LET OP Gebruik geen heet water of puntige, snijdende, metalen objecten voor het verwijderen van ijsblokken.
Pagina 16
Sensor defect Verdampersensor (E2) Vervang de sensor Sensor verkeerd De rode alarm-LED en het alarmrelais aangesloten worden geactiveerd, E2 en koelruimtetemperatuur worden wisselend weergegeven. Condensorsensor (E3) Sensor defect Vervang de sensor De rode alarm-LED en het alarmrelais Sensor verkeerd aangesloten worden geactiveerd, E3 en koelruimtetemperatuur worden wisselend weergegeven.
13 BESTELLEN VAN RESERVEONDERDELEN Bij het bestellen van reserveonderdelen verwijzen naar het nummer op het typeplaatje. WAARSCH UWING Versleten onderdelen mogen alleen worden vervangen door gekwalificeerd personeel of door de fabrikant. 14 RECYCLEN VAN DE VERPAKKING Houten, kunststof, polystyreen verpakkingsmateriaal moet worden gerecycled volgens de voorschriften in het land van gebruik.