3
Draai, als de achterzijde van
de auto zich in het parkeervak
bevindt, het stuurwiel zodanig dat
de voertuigbreedtereferentielijnen zich
tussen de linker en rechter scheidslijnen
van het parkeervak bevinden.
A Voertuigbreedtereferentielijnen
4
Zet als de voertuigbreedtereferentielijnen en de lijnen van het parkeervak parallel
liggen het stuurwiel recht en rijd langzaam achteruit totdat de auto geheel in het
parkeervak staat.
5
Breng de auto op een geschikte plaats tot stilstand om het parkeren te beëindigen.
Parkeren met behulp van de modus Parking Assist-hulpr l nen
1
Zet de selectiehendel in stand R.
8-2. Panoramic View Monitor
8
295