8-2. Panoramic View Monitor
Controleer de werkelijke positie van
●
obstakels, zoals de stoeprand, ten opzichte
van de voertuigbreedtereferentielijnen.
Stuur de auto naar de kant en zorg ervoor
●
dat de voertuigbreedtereferentielijnen
het obstakel niet overlappen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Zorg ervoor dat de
●
voertuigbreedtereferentielijnen parallel
aan het obstakel lopen en parkeer naast
het obstakel.
Gebruik van de geschatte koersl nen voor
Cornering View en panoramabeeld
■
Controleer de werkelijke positie van een
●
obstakel ten opzichte van de geschatte
koerslijnen voor.
Rijd vooruit en draai het stuurwiel zodanig
●
dat de geschatte koerslijnen het werkelijke
obstakel niet overlappen.
288