Fundering voor buitenopstelling bij gebruik van drukslangen
1 Luchtingangszijde
2 Luchtuitgangszijde
3 Hoofdwindrichting
Afmetingen in mm
Afb. 5
Randstenen voor buitenopstelling
1 Luchtingangszijde
2 Luchtuitgangszijde
3 Hoofdwindrichting
Afmetingen in mm
Afb. 6
1 Toestelvoet
2 Glijschoen
Afb. 7
8
Vloer en geluidsisolatie
uitsparen.
1 2
1
2
1 Geluidsisolatie
2 Zwevende vloer
Afb. 8
z De ruimte mag door stof, gassen of dampen
geen gevaar voor explosies inhouden.
z Het oppervlak van de opstelruimte moet
minstens 3 m² bedragen, waarbij het
volume niet kleiner mag zijn dan 6 m³.
z Bij opstelling van de warmtepomp in
een stookruimte samen met andere
verwarmingstoestellen, moet verzekerd
zijn dat de goede werking van de andere
verwarmingstoestellen niet wordt beïnvloed.
Bij binnenopstelling worden de
elektriciteitskabels langs boven in de
warmtepomp ingevoerd (zie pos. 4 in afb. 10
en 11).
De doorvoeren moeten overeenkomstig de
kabeldiameter worden opengesneden.
Geluidsemissie bij binnenopstelling
De warmtepomp mag niet direct onder
of naast woon- of slaapkamers worden
opgesteld.
Opstelling op houten vloerconstructies is niet
toegestaan.
Een zwevende vloer moet zoals in
(afb. 8) worden uitgespaard.
De aansluiting van de aanvoer- en de
retourleiding van de verwarming moet bij
de WPL 10 I via de bijgeleverde drukslangen
(trillingsdempers) gebeuren.
Bij de WPL 10 IK zijn de trillingsdempers reeds
in het toestel ingebouwd.
Buisbevestigingen en muurdoorvoeren
moeten geluiddempend worden uitgevoerd.
De luchtingangs- en -uitgangsopeningen in de
buitenmuren mogen niet op ernaast gelegen
ramen van woon- en slaapkamers worden
gericht.
Het geluidsvermogensniveau bij
binnenopstelling bedraagt:
in opstelruimte
op de luchtingangs- en -uit-
gangsopeningen
3.3 Heetwateraansluiting
3.3.1 De warmtepomp-verwarmingsinstallatie
moet door de vakman volgens de
waterinstallatieschema's in de
planningsdocumenten worden uitgevoerd.
Met betrekking tot de veiligheidstechnische
uitrusting van de verwarmingsinstallatie
moeten
DIN 4751 blad 1 en 2 en TRD 721
Veiligheidsinrichtingen in acht worden
genomen.
Bij bivalente werking kan de warmtepomp
worden doorstroomd door het retourwater
van de tweede warmtegenerator. De
retourtemperatuur mag max. 60°C bedragen.
3.3.2 Bescherming van de
warmwaterleidingen tegen vorst en vocht
(enkel bij buitenopstelling)
De aanvoer- en retourleiding moeten bij
buitenopstelling door voldoende warmte-
isolatie worden beschermd tegen vorst, en
door plaatsing in installatiebuizen worden
57 dB(A)
62 dB(A)