Schakel het apparaat met ingedrukt ILLUM toets over naar de Engineering mode (tenzij reeds actief met "En" in
het display). Het "En" symbool verschijnt dan alsnog in het display.
De gevoeligheid wordt ingesteld door tegelijk STEER en DEC te toetsen. "MAG." En "TRUE" verdwijnen beide
en de eerste bak- en stuurboord chevrons lichten op als teken dat de gevoeligheid is ingesteld (zie fig. 8).
De stap grootte wordt in graden getoond. De waarde af fabriek is 3°. Toets INC om de instelling in stappen van 1°
te verhogen, en DEC om de instelling idem te verlagen. De minimum en maximum waarden bedragen 1° en 10°.
Bij een instelling van 1° kan een koersfout tot maximaal 13° bak- of stuurboord worden getoond. Evenzo kan bij
een instelling van 10° een koersfout tot maximaal 130° bak- of stuurboord worden getoond. De maximale display
waarde bedraagt altijd 13 maal de ingestelde stap waarde. Uiteraard zijn grotere koersfouten mogelijk, maar de
waarde hiervan kan dan niet worden aangegeven.
Toets STEER om terug te keren naar Vaste Instellingen (op het display verschijnt gedurende twee seconden "En").
Indien de vaste instellingen zijn voltooid toets dan ILLUM voor terugkeer naar de normale indicatie van koers.
DEVIATIE COMPENSEREN
Bij alle magnetische kompassen wordt het aardmagnetische veld beïnvloed door magnetische objecten die op het
schip aanwezig zijn, waardoor afwijkingen ontstaan bij de detectie van het magnetisch Noorden en overige kompas
koersen.
Het Clipper kompas biedt automatische kompas compensatie mits het vaartuig op specifieke koersen nauwkeurig
wordt uitgelijnd door middel van bekende geografische kenmerken.
Allereerst dient het kompas als geheel te worden uitgelijnd op het Noorden, het z.g. instellen van de Kompas ring.
Dit MOET bij de eerste installatie altijd plaats vinden om de juiste Noord aanwijzing zeker te stellen. Indien het
kompas daarna op alle koersen over een voldoende nauwkeurige aanwijzing blijkt te beschikken dan is het niveau
van externe magnetische invloed voldoende laag voor het achterwege laten van compensatie.
Indien na uitlijning van de Kompas ring op het Noorden blijkt dat op andere koersen aanzienlijke fouten aanwezig
zijn dan kunnen deze fouten worden gecompenseerd. Dit geschiedt door het vastleggen van de actuele aanwijzing
waarbij het vaartuig precies is uitgelijnd op de hoofd koersen 45° (Noord-Oost), 90° (Oost), 135° (Zuid-Oost), etc.
Het vastleggen van deze koersen verloopt automatisch evenals de compensatie berekening en het opslaan daarvan
in het geheugen. Tijdens normaal bedrijf van het kompas vind op tussenkoersen interpolatie plaats tussen de
compensatie waarden, zoals opgeslagen voor de zeven hoofd koersen. De instellingen blijven behouden, ook na
uitschakelen van het apparaat. Overigens is compensatie van de hoofd koersen zelden vereist mits is gekozen voor
een uitgekiende sensor opstelling buiten de invloedssfeer van magnetische objecten.
-10-