15.
Vervanging van de batterijen
Als de batterij-indicator leeg "
nieuwe.
GEVAAR
Open het deksel van het batterijvak niet als het instrument nat is.
Probeer nooit batterijen te vervangen tijdens een meting. Om elektrische
schok te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat het instrument is
uitgeschakeld en dat de meetsnoeren zijn losgekoppeld van het instrument
voordat u de batterijen vervangt.
Het deksel van het batterijvak moet gesloten en vastgeschroefd zijn
alvorens een meting te starten. Anders kan er gevaar voor elektrische
schokken ontstaan.
WAARSCHUWING
Gebruik geen nieuwe en oude batterijen door elkaar en gebruik geen
verschillende soorten batterijen door elkaar.
Plaats de batterijen met de juiste polariteit zoals binnenin aangegeven.
Figuur 15-1
1. Schakel het instrument uit en maak de testsnoeren los.
2. Draai twee schroeven los waarmee het deksel van het
batterijcompartiment is bevestigd, en verwijder het deksel.
3. Vervang alle zes de batterijen tegelijkertijd door nieuwe. Zorg ervoor dat
de polariteit van de batterijen juist is.
Gebruik van zes AA alkalinebatterijen (LR6) wordt aanbevolen.
4. Plaats het deksel van het batterijvak en draai de twee schroeven voor het
deksel vast.
" aangeeft, vervangt u de batterijen door
57