U kunt als volgt het beveiligingsniveau voor de Access IBM Predesktop Area
instellen:
1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie "Het programma IBM BIOS Setup
2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security.
3. Kies Access IBM Predesktop Area.
4. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
5. Ga terug naar het menu van het programma IBM Setup en selecteer Exit en
Beveiligingsprofiel per apparaat
Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmo-
gelijk te maken om met de volgende apparaten te werken:
IDE-controller
Diskette Drive Access
Diskette Write Protect
Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk:
1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie "Het programma IBM BIOS Setup
2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security.
3. Selecteer Security Profile by Device.
4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.
5. Ga terug naar het menu van het programma IBM Setup en selecteer Exit en
Instelling van IDE-stations
Naast het afbeelden van de gegevens van verschillende IDE-apparaten zijn er ook
opties voor de configuratie van de seriële en parallelle IDE-controllers.
Parallel ATA
Serial ATA
Native Mode Operation
starten" op pagina 99).
daarna Save Settings of Save and exit the Setup Utility.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Exit the Setup
Utility without saving.
Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle appara-
ten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de
vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weerge-
geven in de systeemconfiguratie.
Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes
behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd.
starten" op pagina 99).
daarna Save Settings.
Hiermee kunt u een of beide parallelle IDE-controllers uitschake-
len.
Hiermee kunt u de ATA-controllers uitschakelen.
Deze instelling is alleen beschikbaar als de seriële ATA-controller
ingeschakeld is. Hiermee kunt u aangeven of de parallelle en
seriële ATA-controllers in "legacy" of "native" werkstand werken.
Standaard werken ze in de native werkstand tenzij beide paral-
lelle ATA-controllers bezet zijn en een serieel ATA-station aanwe-
zig is. In dat geval werkt het seriële ATA-station in "native"
werkstand. U kunt Automatic selecteren of de seriële ATA-con-
troller in "native" werkstand laten werken. De werkstand
"native" werkt echter mogelijk niet onder oudere besturings-
systemen.
Hoofdstuk 5. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken
101